9. Zinnen Flashcards
Je recherche l’itinéraire sur Google Maps.
Ik zoek de route op Google Maps.
Écrivez une invitation pour votre anniversaire.
Schrijf een uitnodiging voor je verjaardag.
J’envoie des SMS à ma mère tous les jours
Ik stuur elke dag een sms naar mijn mama.
Envoyez un message à votre mari.
Stuur een bericht naar je man.
Je t’apporterai des fleurs.
Ik neem bloemen mee voor jou.
Il lui apporte des chocolats.
Hij neemt pralines mee voor haar.
Tu viens avec moi?
Ga je mee?
Tu viens marcher avec moi?
Ga je mee wandelen?
Où allons-nous nous rencontrer ?
Waar spreken we af?
Invitez un ami à faire quelque chose ensemble.
Nodig een vriend uit om samen iets te doen.
Je vais me promener samedi.
Ik ga zaterdag wandelen.
Tu peux te promener dans le parc.
In het park kan je wandelen.
Je dois travailler samedi.
Ik moet op zaterdag werken.
Que fera Nasir ?
Wat gaat Nasir doen?
Pourquoi Andrei ne vient-il pas ?
Waarom gaat Andrei niet mee?
Quel temps fait-il?
Wat voor weer is het?
Bien.
Dat is goed!
A bientôt alors!
Tot dan!
Tu viens danser ce soir?
Ga je vanavond mee dansen?
Je suis en train de lire.
Ik ben aan het lesen.
je suis en train de passer l’aspirateur.
Ik ben aan het stofzuigen.