8. brandwetgeving Flashcards

1
Q

Wat is het doel van de brandwetgeving?

A

De veiligheid van de gebruikers in een gebouw garanderen door passieve brandpreventie en flash-over goed toe te passen(, zodat drama’s als Grenfell Tower of de brand in de Innovation te Brussel vermeden worden.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat leidde tot het KB 7/7/1994?

A

Naar aanleiding van een aantal rampen werd de wet van 30 juli 1979 opgesteld. Die wet beoogt de preventie van brand en ontploffing en de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering. Dit heeft geleid tot een gemeenschappelijke basisnorm voor een of meerdere bouwwerken onafhankelijk van de bestemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarover gaat het KB 7/7/1994?

A

Het gaat om een basisreglement dat de minimumvoorwaarden bepaalt waaraan het ontwerp, de bouw en inrichting van gebouwen moeten voldoen om
- het ontstaan, de ontwikkeling en de uitbreiding van een brand te voorkomen
- de veiligheid van personen te verzekeren
- de tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie is in België bevoegd om deze basisnormen uit te vaardigen?

A

De federale overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zijn de basisnormen bindend?

A

Het zijn wetten die dus bindend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop zijn de basisnormen van toepassing?

A

De basisnormen zijn van toepassing op alle nieuwe gebouwen.
De basisnormen zijn echter niet van toepassing op eengezinswoningen en lage gebouwen met een oppervlakte ≤ 100 m² en met maximaal 2 verdiepingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef het reglementair en normatief brandveiligheidskader in België.

A
  1. wetten
  2. normen
  3. eengemaakte technische specificaties
  4. ontwerp- en uitvoeringsrichtlijnen
  5. vorming en onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kunnen afwijkingen op de basisnormen verleend worden?

A

Indien het onmogelijk is om aan een of meerdere specificaties te voldoen, kan de FOD Binnenlandse Zaken afwijkingen verlenen.
De alternatieve oplossingen moeten een veiligheidsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan dat vereist door de voorschriften voor dewelke de afwijking werd gevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk onderscheid wordt gemaakt naargelang de gebouwhoogte? En hoe wordt die hoogte precies bepaald?

A
  • lage gebouwen met hoogte kleiner dan 10 m
  • middelhoge gebouwen met hoogte tussen 10 en 25 m
  • hoge gebouwen met hoogte van meer dan 25 m
    De hoogte van een gebouw is de afstand tussen het afgewerkte vloerpeil van de hoogte verdieping en het laagste niveau van de wegen rond het gebouw die bruikbaar zijn voor de brandweer.
    Wanneer het dak uitsluitend technische lokalen bevat, wordt er geen rekening mee gehouden in de berekening van de hoogte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Over welke bijlagen zijn de basisnormen verdeeld?

A
  1. terminologie
  2. lage gebouwen
  3. middelhoge gebouwen
  4. hoge gebouwen
  5. reactie bij brand van de materialen
  6. industriële gebouwen
  7. algemene bepalingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat komt aan bod in bijlage 1 van de basisnormen?

A

een reeks belangrijke definities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat komt aan bod in bijlage 2,3 en 4 van de basisnormen?

A

eisen in functie van de gebouwhoogte
De eisen zijn van toepassing voor nieuwe gebouwen vanaf 1 december 2012 en behandelen:
1. inplanting en toegangswegen (toegankelijkheid zowel intern als extern voor de brandweer)
2. compartimentering en evacuatie
3. voorschriften voor sommige bouwelementen (brandweerstand structurele elementen, vloeren, gevels…)
4. voorschriften inzake constructie van compartimenten en evacuatieruimten (criteria voor ontwerp en brandweerstand van de communicatiewegen)
5. constructieve voorschriften voor sommige lokalen en technische ruimten
6. uitrustingen van gebouwen (liften, verlichting, ventilatiesystemen, schoorstenen…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarover gaat ‘2. compartimentering en evacuatie’?

A

Als algemene regels heeft een compartiment een oppervlakte S ≤ 2500 m², met uitzondering van
- parkings
- gebouwen met één bouwlaag
- gebouwen uitgerust met conforme automatische blusinstallaties en installaties voor rook- en warmteafvoer
De hoogte van een compartiment is in principe gelijk aan de hoogte van een verdieping, behalve voor
- parkings
- duplex
- technische lokalen
- atriums
de regels betreffende evacuatie bepalen het aantal en de soort uitgangen per compartiment volgens de bezetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat komt aan bod in bijlage 5 van de basisnormen?

A

eisen met betrekking tot de brandreactie van materialen beproefd volgens de Europese classificatiemethode (A1,A2, B, C, D, E, F).
Ze zijn van toepassing op de nieuwe gebouwen vanaf 1 december 2012.
type 1: niet zelfredzaam (ziekenhuis, rustoord, gevangenis…)
type 2: zelfredzaam en slapend (hotel, appartement…)
type 3: zelfredzaam en wakend (kantoorgebouw, school, magazijn…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat komt aan bod in bijlage 6 van de basisnormen?

A

eisen voor industriegebouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat komt aan bod in bijlage 7 van de basisnormen?

A

eisen met betrekking tot de brandwerende doorvoeringen in brandwerende wanden

17
Q

Wat kan je zeggen over de Europese brandreactieclassificatie?

A

Sinds 1 december 2016 is de Europese brandreactieclassificatie van toepassing volgens de Belgische reglementering.
Ze onderscheidt zeven hoofdklassen met volgende toevoegingen:
- klasse S = rookontwikkeling
- klasse D = vorming van brandende druppels en deeltjes
- klasse FL, L, CA voor vloerbekledingen, lineaire isolatieproducten voor leidingen en elektrische kabels

18
Q

Wat zijn de belangrijkste eisen volgens het nieuwe besluit?

A

Vanaf 1 juli 2022 moet iedere omgevingsaanvraag middelhoog en hoogbouw aan onderstaande eisen voldoen
- strengere eisen aan de gevelbekleding in hoogbouw: brandklasse A2-s3,d0
- nieuwe eisen aan wezenlijke onderdelen, zoals isolatie:
- hoogbouw: onbrandbaar of brandbaar maar volledig beschermd t.o.v. brand of een brandweerstand van EI 30
- middelhoog: onbrandbaar of brandbaar maar plaatsing van brandwerende schermen is vereist en volledig beschermd t.o.v. brand of een brandweerstand van EI 15
- laagbouw: minstens klasse E

19
Q

Wat is brandweerstand?

A

De eigenschap van een bouwelement om bij brand gedurende een welbepaalde tijd zijn functies (stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie) te blijven vervullen.

20
Q

Welke brandweerstand hoort bij lage gebouwen, middelhoge gebouwen, hoge gebouwen en industriële gebouwen?

A
  • lage gebouwen
    • 1 bouwlaag: R30 / EI30 / REI30
    • meerdere bouwlagen: R60 / EI60 / REI60
  • middelhoge gebouwen
    • ondergronds: R120 / EI60 / REI60
    • bovengrond: R60 / EI60 / REI60
  • hoge gebouwen: R120 / EI120 / REI120
  • industriële gebouwen
    • klasse A: EI60 / REI60
    • klasse B en C: EI120 / REI120
21
Q

Wat is brandstabiliteit?

A

Het gaat hier om het vermogen van een bouwelement om weerstand te bieden aan een brand die, onder welbepaalde mechanische belastingen en gedurende een gegeven tijdsperiode, aangrijpt aan één of meerdere zijden, zonder verlies van zijn structurele stabiliteit.

22
Q

Wat is vlamdichtheid?

A

Vlamdichtheid is het vermogen van een scheidend bouwelement dat aan één zijde blootgesteld is aan een brand om geen vlammen en hete gassen door te laten en te vermijden dat er vlammen zouden ontstaan aan de niet-blootgestelde zijde.

23
Q

Wat is thermische isolatie?

A

Thermische isolatie is het vermogen van een scheidend element om de doorgang van warmte tegen te houden. De overdracht dient zodanig beperkt te zijn dat de niet-blootgestelde zijde niet kan ontvlammen, noch enig ander element in de onmiddellijke omgeving van deze zijde.

24
Q

Wat houdt de brandpreventie in?

A

A. passieve brandpreventie
- heeft zowel betrekking op ruwbouw als op afwerking
- eerste pijler bestaat erin de ontwikkeling van brand te vertragen en de snelle verspreiding ervan te verhinderen door gebruik te maken van moeilijk ontvlambare of weinig brandbare bouwmaterialen. Deze maatregel heeft betrekking op de brandreactie.
- bij volledige ontwikkeling van brand = tweede fase (flash-over) = tweede pijler: vermijden dat de brand zich tegen hoge snelheid zou uitbreiden tot buiten de ruimte(n) waarin hij tot ontwikkeling kwam en de stabiliteit van het gebouw gedurende een welbepaalde periode te verzekeren. Deze maatregel heeft betrekking op de brandweerstand van de bouwelementen.
B. actieve brandpreventie
- aanvulling op passieve preventie
- betrekking op uitrustingen van het gebouw
- detectie
- melding
- blussen
- rookafvoer

25
Q

Hoe wordt het risico op inwendige brandoverslag beperkt?

A

Om het risico op inwendige brandoverslag te beperken, moet de aansluitingsvoeg tussen de compartimentsvloer en de gevel minstens voldoen aan: EI60 voor laag en middelhoog gebouw en EI120 voor hoog gebouw / minstens dezelfde brandweerstand als de compartimentsvloeren.
- traditionele ruwbouwconstructies: brandweerstand t.h.v. aansluitingsvoeg is verzekerd
- gordijngevels en voorhanggevels: bevestiging aan draagstructuur d.m.v. bevestigingsankers met brandweerstand R60 voor laag en middelhoog gebouw en R120 voor hoog gebouw of beschermd tegen een brand die uitbreekt in een onderliggend compartiment
- bevestiging onder de vloer
- bevestiging tegen de zijkant van de vloer
- bevestiging boven de vloer (= beschermd tegen brand die uitbreekt in een onderliggend compartiment)

26
Q

Hoe wordt het risico op uitwendige brandoverslag beperkt?

A
  • voor lage gebouwen: geen eisen om het risico op uitwendige brandoverslag tegen te gaan, dit omwille van de beperkte gebouwhoogte
  • voor middelhoge en hoge gebouwen: eisen om het risico op uitwendige brandoverslag te beperken: gevel-elementen waarvan de vlamdichtheid 60 verzekerd is
    • een vlamdichte horizontale oversteek met minimale lengte van 0.6 m
    • een vlamdicht element dat in het gevelvlak gelegen is met een minimale lengte van 1 m
27
Q

Wat kan je zeggen over horizontale vlamdichtheid?

A

In de praktijk worden balkons vaak gebruikt om uitwendige brandoverslag te voorkomen. Omdat dergelijke uitkragende betonnen balkons gewoonlijk een koudebrug vormen, worden ze bij verwarmde gebouwen dikwijls uitgevoerd met een thermische snede om aan de thermische regelgeving te voldoen. Deze snede wordt doorgaans gerealiseerd met behulp van stijve, brandbare isolatieplaten, die in principe niet in staat zijn om de vlamdichtheid gedurende 60 minuten te verzekeren.

Naargelang van de specifieke situatie zal men dus bijkomende maatregelen moeten treffen om de vlamdichtheid te verwezenlijken.
Er zijn immers verschillende parameters die het risico op brandoverslag kunnen beïnvloeden, zoals het type schrijnwerk, de positionering ervan, het type gevelisolatie…
- in plaats van een brandbare isolatie gebruikmaken van een onbrandbaar materiaal
- een vlamdicht plaatmateriaal voorzien ter hoogte van de thermische snede of ter hoogte van de aansluiting tussen het raam en de isolatie

28
Q

Wat kan je zeggen over verticale vlamdichtheid?

A

Bij een traditionele spouwmuurconstructie moet men zorgen dat de vlamdichtheid in het gevelmetselwerk:
- verzekerd is over een minimale ontwikkelde lengte van 1 m
- of dat de som hoogte latei + hoogte borstwerking + dikte compartimentsvloer ≥ 1 m

29
Q

Wat is het gevolg van de verstrenging van de thermische regelgeving?

A

de isolatiediktes in de gevel nemen toe
= het buitenschrijnwerk wordt steeds verder uit het vlak van het dragende metselwerk geplaatst
= risico op uitwendige brandoverslag - ondanks aanwezigheid van vlamdicht elementen in het gevelmetselwerk met minimale lengte van 1 m

30
Q

Wat kan je doen om brandoverslag via gevelisolatie te voorkomen?

A
  • firestops voorzien in welbepaalde zones
  • spouw afsluiten met dunne metalen slab (maar koudebrug)
31
Q

Wat zegt de reglementering met betrekking tot doorvoeringen?

A

Doorvoeringen van leidingen, kabels, luchtkanalen en andere verzwakking doorheen brandwerende bouwelementen mogen de brandweerstand van deze elementen niet beïnvloeden.
wand brandwerend = doorvoeringen brandwerend: moeten voldoen aan thermische-isolatie-eis en vlamdichtheidseis

32
Q

Wat komt aan bod in bijlage 7 van de basisnormen?

A

bij de enkelvoudige doorvoering van leidingen (dus geen luchtkanalen, rookgasafvoerkanalen enz.) met een diameter ≤ 160 mm – zonder isolatie of met een onbrandbare isolatie, moet louter aan het vlamdichtheidscriterium voldaan zijn.
Bijlage 7 stelt immers dat de invloed van dergelijke doorvoeringen op de thermische isolatie verwaarloosbaar is. De afdichting van de doorvoering voldoet even lang aan de vereiste criteria als de tijdsduur die voorgeschreven is voor het bouwelement.
Indien het bouwelement echter dienst doet als
wand van een leidingkoker, moet de brandweerstandsduur die voorgeschreven wordt voor de leidingdoorvoering minstens gelijk zijn aan de helft van de tijdsduur die vooropgesteld wordt voor de wand van de leidingkoker (met een minimum van 30 minuten).

33
Q

Wat zegt de reglementering met betrekking tot rookgasafvoerkanalen?

A

Deze doorboringen mogen geen afbreuk doen aan de brandweerstad van de wand in kwestie.

34
Q

Wat zegt de reglementering met betrekking tot de compartimenteringswanden van industriegebouwen?

A

Om het verspreidingsrisico van brand en rook naar de aangrenzende compartimenten te beperken, geldt voor industriële gebouwen de bijkomende eis dat de compartimentswand 1 m uit het afgewerkte dakvlak en 0,50 m uit het gevelvlak moet steken.

35
Q

Welk alternatief voor de reglementering met betrekking tot de compartimenteringswanden van industriegebouwen wordt gegeven?

A

Als alternatief wordt in bijlage 6 aangegeven dat het ook toegelaten is om langs beide zijden van de compartimentswand een vlamdicht element (E) met een breedte van 1 of 2 m te voorzien (naargelang het een gevel- of een dak toepassing betreft), waarvan de vereiste brandweerstandsduur gelijk is aan deze van de compartimentswand.
In deze zone dienen de materialen van de dak-of wandopbouw – met uitzondering van de dakafdichting een minimale brandreactieklasse A1 te vertonen.