8 Flashcards
1
Q
to try out
A
uitproberen
2
Q
mainly
A
vooral
3
Q
England
A
Engeland
4
Q
close / közel
A
dichtbij
5
Q
closed / bezárt
A
dicht
6
Q
to consist / vmiből áll
A
bestaan uit
7
Q
complex, compound / összetett
A
samengesteld (2)
8
Q
teenager
A
tiener
9
Q
useful
A
nuttig
10
Q
warehouse
A
magazijn
11
Q
to realize (2)
A
beseffen, realizeren
12
Q
to check (2)
A
controleren, nagaan
13
Q
condition / állapot
A
staat
14
Q
condition / feltétel
A
voorwaarde
15
Q
position
A
positie
16
Q
shop window
A
etalage
17
Q
to squirt / spriccel, fecskendez
A
spuiten
18
Q
fluid
A
vloeistof
19
Q
rural area
A
landelijk gebied
20
Q
pair
A
paar
21
Q
to back up a car / tolatni autóval
A
een auto achteruitrijden
22
Q
full-time job
A
volledige baan
23
Q
part time job
A
parttime baan
24
Q
evening work
A
avondwerk
25
irregular shifts
onregelmatige diensten
26
to work on weekends
werken in het weekend
27
to lead
leiding geven
28
with a view to a permanent contract / határozatlan idejű szerződésre tekintettel
met uitzicht op vast contract
29
lots of variety
veel afwisseling
30
individual work
individueel werk
31
responsibility
verantwoordelijkheid
32
liability
aansprakelijkheid
33
the projector stayed on
de projector bleef aan
34
to stay on
aanblijven
35
the coffee cups remained on the table
de kopjes koffie bleven op tafel staan
36
the chairs are not in place
de stoelen staan niet op hun plaats
37
it is not in place
het is niet op zijn plaats
38
24 hours before the surgery
24 uur voor de operatie
39
anesthesia
anesthesie
40
operation
operatie
41
confused
verward
42
sleepy
slaperig
43
the traffic light
het stoplicht
44
the intersection
het kruispunt
45
the roadway / úttest
the rijbaan
46
ti ride up / felhajt
aanrijden
47
the bicycle path
het fietspad
48
the stopping place / a megállóhely
de halte
49
to get off
uitstappen
50
to change
overstappen
51
to cross
oversteken
52
to brake / fékezni
remmen
53
the acceleration / a gyorsulás
de versnelling
54
to overtake / előzni
inhalen
55
the traffic sign / a közlekedési tábla
het verkeersbord
56
the crash, the collision
de botsing
57
you have to go to The Hague first
je moet eerst naar Den Haag
58
on the train
op de trein
59
to transfer to the train to Rotterdam
overstappen op de trein naar Rotterdam
60
is this bus heading to the hospital
gaat deze bus naar het ziekenhuis
61
does this bus stop by the hospital
stopt deze bus bij het ziekenhuis
62
I got a flat tire / defektem van
Ik heb een lekke band
63
turn right to the small way
sla rechtsaf naar de kleine weg
64
turn right on the small way
sla rechtsaf op de kleine weg
65
to go around the temple
gaat rond de tempel
66
on the right side
aan de rechterkant
67
on the left side
aan de linkerkant
