2 Flashcards
1
Q
chaotic
A
chaotisch
2
Q
structured
A
gestructureerd
3
Q
to get to know better / jobban megismerni
A
om beter te leren kennen
4
Q
tent
A
tent
5
Q
awning / napellenző
A
zonnetent
6
Q
awnings
A
zonnetenten
7
Q
as dangerous as
A
zo gevaarlijk als
8
Q
to conduct discussion / vitát folytatni
A
discussie voeren
9
Q
fruit
A
vrucht
10
Q
to turn
A
draaien
11
Q
compromise
A
compromis
12
Q
goods / áruk
A
goederen
13
Q
to exchange goods
A
goederen te ruilen
14
Q
moped (2)
A
brommer, bromfiets
15
Q
preference
A
voorkeur
16
Q
I don’t think it’s a good idea
A
ik vind het geen goed idee (zonder is!)
17
Q
I think it’s not a good idea
A
ik denk, dat het geen goed idee is
18
Q
debit card
A
bankpas
19
Q
to touch
A
aanraken
20
Q
knee
A
knie
21
Q
beginner
A
beginner
22
Q
frame
A
kader
23
Q
lock
A
slot
24
Q
to repair
A
repareren
25
bell
bel
26
to glue
lijmen
27
copybook / füzet
schrijfboek
28
to arrange / rendez (2)
regelen, ordenen
29
sing, sang, sung
zingen, zong, gezongen
30
together
samen
31
with each other
met elkaar
32
to have a lot of experience
veel ervaring hebben
33
agriculture
landbouw
34
suitable
geschikt
35
field of administration
gebied van administratie
36
agricultural
landbouwkundig
37
swimwear
zwemkleding
38
anywhere
ergens
39
to practice
oefenen
40
kindergarden
kleuterschool
41
spirit, mind
geest (2)
42
to gather experience
ervaring opdoen
43
to cut
sneiden
44
vegetable
groente
45
vegetables
groenten
46
I have to work for a long time on Wednesday
Woensdag moet ik lang werken
47
starting next month
vanaf volgende maand