76-100 Flashcards
De kosten-batenanalyse
De berekening van de kosten die gemaakt moeten worden en de opbrengsten
De kostwinner
Degene die de kost verdient; degene die voor het inkomen zorgt
De leverancier
Degene die regelmatig een product levert (aan een organisatie of huishouden)
Liquide middelen
Het geld dat voorhanden is; het geld dat je kunt besteden dat je in de kassa of op de bank hebt
De marge
De ruimte die je kunt gebruiken (ook de financiële ruimte, wat je ´kunt missen´)
De offerte
De aanbieding om voor een opgegeven bedrag werkzaamheden uit te voeren
Ombuigingen
Bezuinigingen
De onderneming
Het bedrijf; de zaak
Het onroerend goed
Bezittingen die niet te verplaatsen zijn, zoals huizen, land e.d.
Het rendement
De opbrengst; het nuttige effect
De schaarste
Gebrek; situatie waarbij er meer vraag is dan aanbod
De sector
Het onderdeel van de samenleving, vooral in de economische zin
Slijten aan
Verkopen (vaak met moeite)
De stagnatie
Het oponthoud; de stilstand; de vertraging in ontwikkeling
De subsidie
Geld (meestal van de overheid) dat bedoeld is om mensen, verenigingen etc. te steunen