151-175 Flashcards
1
Q
De desinteresse
A
Het gebrek aan belangstelling
2
Q
Domineren
A
Beheersen
3
Q
De euforie
A
Heel prettig gevoel van opwinding en blijheid; het gelukzalige gevoel
4
Q
Frustreren
A
Moeilijk maken; dwarsbomen; teleurstellen
5
Q
Fysiek
A
Lichamelijk
6
Q
Gefixeerd
A
Heel erg gericht (op); in de ban (van)
7
Q
Gekrenkt
A
Beledigd; geestelijk pijn gedaan
8
Q
Idealiseren
A
Alleen maar positieve kanten zien; door een roze bril kijken
9
Q
De interactie
A
Het steeds op elkaar reageren; wisselwerking
10
Q
De keerzijde
A
De negatieve kant
11
Q
Klinisch
A
Heel nuchter; zonder romantiek
12
Q
Koesteren
A
Met liefde behandelen en beschermen
13
Q
De neuron
A
De zenuwcel
14
Q
Het neveneffect
A
De bijwerking
15
Q
De obsessie
A
De kwellende gedachte; de gedachte die je niet meer loslaat