1-25 Flashcards

1
Q

Aansprakelijk voor

A

Financieel verantwoordelijk zijn voor, meestal voor schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het alibi

A

Het bewijs dat je op moment van een misdrijf ergens anders was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De amnestie

A

De kwijtschelding van straf = als iemand zgt dat je straf niet meer geldt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De autoriteiten

A

Degenen die een gebied besturen, de gezagsdragers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De belager

A

Iemand die jou bedreigt; iemand die jou wil overvallen of verwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevooroordeeld

A

Met van tevoren al een bepaald oordeel over iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij verstek

A

Bij afwezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het corpus delicti

A

Het voorwerp waarmee het misdrijf is gepleegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het delict

A

Het strafbare feit, zoals diefstal, beroving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De delinquent

A

Degene die een strafbaar feit pleegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De eerwraak

A

De moord of ernstige mishandeling om de geschonden eer van de familie te wreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De eigenrichting

A

Handeling(en) waarbij je voor eigen rechter speelt, meestal met gebruikmaking van geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fouilleren

A

Doorzoeken; (iemand) betasten om hem te controleren op verboden spullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gemolesteerd

A

Afgetuigd; met (veel) geweld lastiggevallen of overlast aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In beroep gaan

A

Herziening van een vonnis vragen bij een hogere rechtbank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De instantie

A

De instelling, de organisatie

17
Q

De intimidatie

A

De bangmakerij, meestal door dreigementen

18
Q

De justitie

A

De rechterlijke macht

19
Q

Lijdzaam

A

Zonder actie te ondernemen; gelaten; berustend

20
Q

De liquidatie

A

De moord, vaak op een politieke of criminele concurrent; vereffening

21
Q

De lynchpartij

A

De gruwelijke moord door een opgewonden volksmenigte

22
Q

De maffia

A

Van oorsprong Italiaanse misdaadorganisatie, waarin criminelen elkaar bijna nooit verraden

23
Q

Noodweer

A

Verdediging met noodzakelijk geweld, omdat je in gevaar bent

24
Q

De officier van justitie

A

Rechterlijke functionaris die verdachten aanklaagt voor de rechtbank

25
Q

De onderwereld

A

De groep van misdadigers