7. Renalis Flashcards
Test 7.1
Luistertest
Patient: bevindt zich in stand
Osteopaat: staat links of rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de ene hand op het cranium en de andere ter hoogte van de lumbo-sacrale regio.
- vervolgens wordt er een lichte compressie uitgeoefend vanuit de craniaal gelegen hand
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt dynamiek in zowel anterieure, posterieure als ook axiale richting
Opmerking:
- in combinatie met de testen uit de MFA lessen (posterieur statische ketting, diafragmata, axiale extensie en regressie test) kan de osteopaat zich middels deze referentietest een eerste indruk vormen over de retroperitoneale lumbale regio
Test 7.2
Globale Tonustest
Referentietest
Patient: bevindt zich in stand
Osteopaat: staat achter de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de wijs- en middelvinger van beide handen aan weerszijde van de lumbale wervelkolom en oefent een druk op de m.erector trunci en de m. quadratus lumborum
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt globaal de tonus van de m.erector trunci en de m. quadratus lumborum
Opmerking:
- het betreft een referentietest die tot doel heeft een globale indruk te krijgen van de regio lumbalis (en retroperitonealis)
Test 7.3
Punt van Gyon
Provocatietest
Patient: bevindt zich in zit
Osteopaat: zit links achter de patiënt
Uitvoering:
Fase 1:
- de osteopaat palpeert het uiteinde van costae XII. (foto 1)
- Vervolgens wordt de middelvinger op de punt van costae XII geplaatst en brengt de osteopaat de patiënt in een homolaterale lateroflexie.
- Met de wijsvinger palpeert de osteopaat vervolgens ook de punt van costae XI. (foto 2)
Fase 2:
- de osteopaat plaatst de rechterduim caudaal van costae XII en oefent een ventro-craniale druk uit tijdens een homolaterale lateroflexie met een rechtsom rotatie (de patiënt wordt ‘op de duim’ gedraaid) (foto 3)
- de osteopaat verplaatst de rechterduim naar de intercostale ruimte van costae XI.
- vervolgens induceert de osteopaat een heterolaterale lateroflexie met een linksom rotatie. (foto 4)
Beoordeling: de osteopaat beoordeelt tijdens de uitvoering van de test de
mate van optredende pijn.
Opmerking:
- een provocatietest is een test naar pijn. Wanneer deze test positief is, bestaat de mogelijkheid van congestie in het nierbekken (foto 3) of van een probleem bij de urether (foto 4)
- foto 5 en foto 6 laten de technieken van foto 4 en foto 5 zien, maar dan aan de linkerzijde. De osteopaat kan ook aan de andere zijde van de patiënt plaatsnemen
Test 7.4
Aanwezigheid van een Hydronefroses
Procede van Surraco
Patient: bevindt zich in zit
Osteopaat: zit naast de patient op de bank
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de heterolaterale hand als een kuipje in de fossa inguinalis( foto 1)
- de homoaterale hand vormt een licht op spanning gebrachte vuist (foto 2)
- vervolgens geeft de osteopaat een gerichte, milde vuistslag ter hoogte van de posterieure nierloge (costa XI enXII)
Beoordeling: de osteopaat beoordeelt met de homolaterale hand of er een ‘golf’/ vochtimpus wordt waargenomen
Opmerking: de oorspronkelijke naam van deze test is Procede van Surraco
Test 7.5
Test Uretherpunten
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patient
Uitvoering:
- de osteopaat palpeert met de rechterhand de tuberculae pubicum en met de linkerhan de de spina iliaca anterior inferior (SIAI) (foto 1)
- de uretherpunten bevinden zich retro/infra peritoneaal op de kruising van de lijn tussen beide SIAI’S en de lijn naar cranaal vanuit een tuberculum pubicum
- precies op die kruising plaatst de osteopaat beide duimen en brengt deze met een rustige, invoelende druk naar dorsaal
- vervolgens wordt er een beweging van mediaal naar lateraal gemaakt
Beoordeling: de osteopaat beoordeelt de aanwezigheid van een verdikte ureter
Opmerking:
- bij aanwezige pathologie is de ureter breed, verdikt en palpeerbaar. Onder normale fysiologische omstandigheden is de ureter niet te voelen.
- het betreft hier het middelste ureterpunt dat voor de osteopaat als enige relevant is. Het bovenste ureterpunt bevindt zich para-umbilicaal en is een reflexpunt; het onderste ureterpunt bevindt zich bij het trigonum vescicalis en is niet palpeerbaar.
Test 7.6
Palpatie naar de tonus van de paravertebrale musculatuur
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patient
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de handen ter hoogte van de paravertebrale musculatuur en oefent een ventraal gerichte druk uit
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de tonus van de paravertebrale musculatuur
Opmerking:
- de tonus van de paravertebrale musculatuur is goed bruikbaar
ls referentietest in relatie tot de retroperitoneale ruimte
Test 7.7
Myofasciale test van de ventro-laterale buikwand
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patient
Uitvoering:
- de osteopaat plaats de handen ter hoogte van de crista iliaca en de arcus costalis en brengt vervolgens de handen uit elkaar
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mate van visco-elasticiteit
Opmerking:
- deze techniek is terug te vinden in de syllabus myofasciaal
Test 7.8
Klassieke palpatie nier
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken knieën
Osteopaat: staat rechts van de patient
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst twee vingers van de linkerhand ter hoogte van de musculus psoas (foto 1) en vraagt de patiënt het rechterbeen te heffen (f2)
- op deze wijze kan de osteopaat beoordelen, waar de laterale zijde van de musculus psoas zich bevindt
- dit is van belang om de musculus psoas niet te verwarren met de nier
- vervolgens plaatst de osteopaat de linkerhand dorsaal t.h.v. costae XI en XII en palpeert de rechterhand in dorso craniale richting de nier (foto 3)
- tijdens de expiratie wordt er diepte gewonnen
Test 7.9
Test voor Nierptose
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken knieën
Osteopaat: staat rechts van de patient
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de rechterhand met de ulnaire zijde op de mediaanlijn
- de vingers van de linkerhand zijn daar geplaatst, waar de buik kan worden ‘binnen gegaan’ (dit is meestal lateraal van de musculus psoas en ter hoogte van het glijvlak tussen intestinum en colon ascendus) (foto 1)
- vervolgens maakt de osteopaat met de linkerhand een tanggreep richting de psoas-loge en wordt er met de rechterhand druk gegeven in dorso-laterale richting
Beoordeling: de osteopaat beoordeelt in welke mate de nier palpabel is met de
linkerhand tijdens een inspiratie van de patiënt. De criteria zijn:
- normaal: nier niet palpabel
- 1e graad: duidelijke palpatie van de onderpool. (lichte palpatie van de nier is normaal)
- 2e graad: palpatie van de nierhilus (breedste punt)
- 3e graad: Palpatie bovenste pool( de nier is geheel te palperen)
- 4e graad: volledige dislocatie, de osteopaat kan de nier kan volledig naar boven drukken
Opmerking:
- bij de linker nier wordt de hand met de tangreep er hoogte van de umbilicus geplaatst, bij de rechternier ongeveer 1 cm meer naar caudaal
Techniek 7.1
Rekken Perirenale fascieen, v1
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig, het linkerbeen opgetrokken, het rechterbeen vanaf de knie afhangend langs de bank
Osteopaat:
- staat aan de homolaterale zijde en plaatst de linkerhand t.h.v. de arcus costalis, de rechterhand craniaal van de knie
Uitvoering:
- er wordt middels een muscle energie techiek lengte gewonnen
- de osteopaat vraagt de patiënt het rechterbeen te heffen tijdens een inspiratie en dit 6 seconden vast te houden
- op de daarop volgende expiratie ontspant de patiënt en brengt de osteopaat het been naar dorsaal tot de nieuwe eindgrens
Beoordeling:
- de linkerhand van de osteopaat houdt de arcus costalis op de plek, maar werkt samen met de rechterhand om de viscoelastisciteit te beoordelen
- aan het einde van de techniek wordt het been passief terug gelegd
Techniek 7.2
Rekken Perirenale fascieen, v2
mobilisatie
Patient: bevindt zich in zijlig, met het rechterbeen 90 graden opgetrokken en het linkerbeen in extensie afhangend
Osteopaat:
- staat achter de patiënt en plaatst de rechterhand op het ribrooster, de linkerhand ter hoogte van de knie van de patiënt
Uitvoering:
- er wordt middels een muscle energie techiek lengte gewonnen
- de osteopaat vraagt de patiënt het rechterbeen te heffen tijdens een inspiratie en dit 6 seconden vast te houden
- op de daarop volgende expiratie ontspant de patiënt en brengt de osteopaat het been naar dorsaal tot de nieuwe eindgrens
Beoordeling:
- de linkerhand van de osteopaat houdt de arcus costalis op de plek, maar werkt samen met de rechterhand om de viscoelastisciteit te beoordelen
- aan het einde van de techniek wordt het been passief terug gelegd
Opmerking:
- het betreft hier de linkerzijde i.t.t. de andere twee foto’s.
Techniek 7.3
Rekken Perirenale fascieen, v3
mobilisatie
Patient: bevindt zich in buiklig
Osteopaat:
- staat aan de homolaterale zijde en plaatst de rechterhand ter hoogte van het crus diafragma, de linkerhand omvat de calcaneus
Uitvoering:
- de osteopaat geeft een rek op de myofasciale keten tussen de beide handen tijdens een expiratie van de patiënt
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mate van viscoelasticiteit
Techniek 7.4
Mobiliteitstechniek van de urether bij een nierptose
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken knieën
Osteopaat:
- bevindt zich aan de homolaterale zijde
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de vingers van de rechterhand op het middelste uretherpunt op de juiste diepte
- de linkerhand wordt met een tanggreep op de nierfascie geplaatst
- Fase 1: de nier wordt tijdens opeenvolgende expiraties in craniomediale richting met de linkerhand gemobilisieerd
- de rechterhand blijft op dezelfde plaats, waardoor de ureterfascie op rek komt te staan
- Fase 2: wanneer er voldoende rek bereikt is, wordt de patiënt gevraagd de knie te strekken zonder het been te laten zakken (foto2)
- vervolgens laat de patiënt het gestrekte been op achtereenvolgende expiraties gestrekt dalen gedurende 30 seconden (foto 3)
- de osteopaat houdt de gewonnen rek op de ureter vast binnen het comfort van de patiënt
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt na afloop van de techniek de viscoelastische mobiliteit van de ureter met de handvatting op foto 1
Opmerking:
- het heeft zin om de patiënt - voordat de techniek wordt uitgevoerd - een keer het strekken van de knie en het dalen van het gestrekte been te laten doen