6. Hepar Flashcards
Test 6.1
Percussie Lever bovengrens
referentietest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de linkerhand t.h.v. costa 4 (een stuk boven de long-lever grens)
- vervolgens wordt er in caudale richting gepercuteerd
- wanneer de grens tussen long en lever is gevonden, vraagt de osteopaat de patiënt een inspiratie te maken
Beoordeling:
- de sonoriteit van de longen verandert bij de long-levergrens in een matte klank van de lever
- met de inspiratie van de patiënt wordt bepaald of de lever mobiel is
- op de grens verandert de matte klank dan in een sonoriteit, doordat het longweefsel onder de vinger komt
Opmerking:
- het is van belang om met de palperende vinger op niveau, in het orgaan aan
te komen om een goede auscultatie te krijgen.
Test 6.2
Klassieke Palpatie
referentietest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de linkerhand dorsaal t.h.v. costa 6-10
- met de rechterhand wordt in cranio-dorsale richting de facies visceralis gepalpeerd
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de positie en consistentie
Opmerking:
- de osteopaat kan met deze handgreep vanuit dorsaal een schudbeweging maken
- op deze wijze kan de consistentie van de lever worden beoordeeld, als de osteopaat de ruimte tussen de handen waarneemt (Chauffard, foto1)
- met deze handgreep kan de spanning rond het omentum minus en de galblaas worden beoordeeld, wanneer de rechterhand in medio dorsale richting wordt bewogen wordt (foto 2)
- foto 3 toont een variatie op de klassieke palpatie.
- wanneer de osteopaat bij de rechterschouder van de patiënt staat, kunnen de vingers het chondro-costale boord omvatten, waarbij de positie en consistentie van de lever worden beoordeeld
Test 6.3
Palpatie Viscero-Parietale Eenheid
mobiliteitstest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: bevindt zich rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de linkerhand dorsaal t.h.v. rib 6-10
- de rechterhand wordt met de ulnaire zijde op de lever- long grens geplaatst
- vervolgens induceert de osteopaat een beweging, die plaatst vindt bij een inspiratie en expiratie
- bij inspiratie ontstaat er een naar rechts achterover ‘kantelen’ met een caudale verplaatsing
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mobiliteit van het totaal aan weefsel tussen de handen met een focus op de lever
Opmerking:
- de osteopaat kan variëren door de handen te stil houden en de beweging te beoordelen tijdens de in- en expiratie
- op deze wijze kan de consistentie van de lever worden beoordeeld, als de osteopaat de ruimte tussen de handen waarneemt (Chauffard, foto1)
- met deze handgreep kan de spanning rond het omentum minus en de galblaas worden beoordeeld, wanneer de rechterhand in medio dorsale richting wordt bewogen wordt (foto 2)
- foto 3 toont een variatie op de klassieke palpatie.
- wanneer de osteopaat bij de rechterschouder van de patiënt staat, kunnen de vingers het chondro-costale boord omvatten, waarbij de positie en consistentie van de lever worden beoordeeld
Test 6.4
Palpatie van Glenard
mobiliteitstest
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken knieën
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat geeft met de rechterhand vanuit de regio inguinalis sinister (2e blad van Glenard) druk in de richting van de lever
- met de linkerhand maakt de osteopaat een tanggreep, waarbij de duim caudaal van de facies visceralis palpeert
- tijdens een inspiratie wordt de duim vervolgens in cranio-laterale riching bewogen
Beoordeling:
- wanneer de lever naar dorsaal gekanteld is, ligt het ventrale boord (de hoek tussen facies visceralis en ventralis) naar dorsaal
- bij inspiratie en gelijktijdige druk vanuit het 2e blad van Glenard kan de duim het ventrale boord van de lever voelen
Opmerking:
- de druk met de rechterhand richting de lever heeft als doel om de
(geptoseerde) lever bij aanvang te ondersteunen vanuit de
bladen van Glenard
Test 6.5
Palpatie regio Foramen Epiploicum
referentietest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst beide duimen t.h.v. de linea semilunaris (dezelfde plaats als bij de palpatie van duo II )
- vervolgens wordt de spanning t.h.v. het foramen epiploicum (foramen van Winslow) beoordeeld door de duimen in medio-dorsale en craniale richting te brengen
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mate van spanning
Opmerking:
- Het foramen epiploicum waarborgt een continuïteit tussen de intraperitoneale ruimte om het mesentericum en de bursa omentalis achter de maag
- Zoals de spanning van de pylorus invloed kan hebben op de maag mobiliteit, zo kan spanning rond het foramen epiploicum invloed hebben op de stroming van intraperitoneale vloeistof
Test 6.6
Palpatie Lever in zit
mobiliteitstest
Patient: bevindt zich in zit
Osteopaat: staat achter de patiënt met of zonder knie op de bank
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de handen caudaal van de rechter arcus costalis (f1)
- vervolgens wordt de patiënt gevraagd een flexie met de romp uit te voeren
- tegelijkertijd brengt de osteopaat de handen onder de facies visceralis van de lever, door de armen te endoroteren en de polsen te flecteren (zoals een graafmachine schept, zie f2)
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de consistentie en de mobiliteit van de lever
Opmerking:
- met deze handvatting kan de osteopaat de lateraal van het lig.falciforme gelegen galblaas palperen
- deze voelt aan als een verhevenheid
Test 6.7
Beoordeling glijvlak thv de Area Nuda
mobiliteitstest
Patient: ligt naar links gedraaid
Osteopaat: staat rechts dorsaal van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de linker duimmuis thv de vena cava inferior (foto 1)
- de patiënt draait terug op de rug
- de osteopaat plaatst de rechter handwortel net caudaal van de arcus costalis (foto 2 en 3)
- vervolgens geeft de osteopaat een druk in de richting van de linkerhand, dusdanig dat er een gevoel ontstaat dat het tussenliggende weefsel wordt omvat
- door met de handwortel de richting van de druk te veranderen kan het glijvlak gelokaliseerd worden en haar kwaliteit bepaald worden
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt door de drukopbouw de consistentie van de lever en het glijvlak aan de dorsale zijde
Opmerking:
- het is belangrijk dat de handwortel druk op de lever uitoefent en niet op de arcus costalis
Test 6.8
Beoordeling relatie tussen long en lever mobiliteit
mobiliteitstest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat beoordeelt eerst middels percussie de long-levergrens (foto 1)
- vervolgens worden de handen geplaatst, zoals op foto 2 te zien is en induceert de osteopaat een tegengestelde beweging met de handen parallel aan de wijsvingers
- daarna volgt een tegengestelde beweging in dorsale richting
- de osteopaat induceert zelf de beweging en/of volgt de beweging tijdens de secundaire respiratie
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mobiliteit tussen de long en de lever die ter hoogte van de handen afhankelijk is van het glijvlak van de lever (peritoneum viscerale met pariëtale), het diafragma en de recessus costo diafragmaticus aan de caudale zijde van de rechterlong
Opmerking:
- congestie van de lever kan mede veroorzaakt worden door een verminderde mobiliteit ter hoogte van het uitstroomgebied van de vv. hepatica in de vena cava inferior
Test 6.9
Beoordeling relatie tussen lever en hart mobiliteit
mobiliteitstest
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de handen zoals op de foto te zien is
- de osteopaat induceert zelf de beweging of volgt de beweging tijdens de secundaire respiratie
- het hart daalt, kantelt voorover en draait clockwise
- de lever daalt, kantelt achterover en draait counterclockwise
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mobiliteit tussen het hart en de lever die ter hoogte van de handen afhankelijk is van het glijvlak van de lever (peritoneum viscerale met pariëtale), het diafragma en de mobiliteit van het hart
Opmerking:
Techniek 6.1
Techniek bij een congestieve Lever
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken linkerbeen
Osteopaat:
- staat met het linkerbeen over de patiënt
- de handen zijn zo geplaatst dat de lever zich in de ruimte ertussen bevindt (de bovengrens is eerst met percussie vastgesteld, foto 1)
Uitvoering:
- de osteopaat gaat met de handen een langzaam in intensiteit toenemende compressie uitoefenen
- op elke expiratie neemt de compressie een stukje toe
- wanneer het niveau van een submaximale compressie is bereikt, kan de osteopaat op drie manieren decompressie toelaten:
- de osteopaat geeft bij een volgende inspiratie geleidelijk mee.
- de osteopaat geeft bij een volgende inspiratie geleidelijk mee en comprimeert bij de expiratie weer submaximaal en herhaalt dit een paar keer.
- de osteopaat geeft bij een volgende inspiratie aanhoudende druk, waardoor de druk tussen de handen toeneemt. Aan het einde van de inspiratie wordt de bovenliggende hand ineens teruggetrokken (recoil: letterlijk terugslag).
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt na de toepassing van de decongestieve techniek de consistentie van de lever en vergelijkt deze met de voortest
Opmerking:
- de osteopaat kan kiezen welke hand boven of onder ligt
- de techniek is een contra-indicatie mensen die vasculair belast zijn of zwanger zijn
- omdat de reactie op de techniek fors kan zijn dient de osteopaat zich op de hoogte te stellen wat de patiënt de dagen erna op het programma heeft staan en daarmee de keuze voor deze techniek te overwegen
Techniek 6.2
Sutherland
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig met opgetrokken knieën
Osteopaat:
- zit links van de patiënt met eventueel het sternum tegen de benen van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst beide handen met de vingertoppen aan de onderkant van de anterieure zijde (foto 1 en 2)
- tijdens de inspiratie komt de lever tegen de vingers
- bij de daaropvolgende expiratie geeft de osteopaat niet mee en ontstaat er een tractie richting het ligamentum falciforme
- dit wordt een paar keer herhaald
- bij de laatste maal volgt een inspiratie apnoe, gevolgd door een expiratie apnoe
- wanneer de lever naar craniaal neigt te bewegen, volgt de osteopaat deze beweging door de tractie via de vingers te reduceren
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de myofasciale verandering
Opmerking:
- de osteopaat kan de tractie maken door vanuit de eigen rug te gaan hangen (foto 3)
Techniek 6.3
Techniek gericht op de dynamiek tussen lever en darmen
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de linkerhand op de ribben ter hoogte van de lever en geeft druk tot op het niveau van de lever
- de rechterhand “schept” omvattend het darmpakket (foto1)
- vervolgens volgt de osteopaat de ademhaling van de patiënt en gebruikt deze om een voor de patiënt juiste mate van afstemming te faciliteren tussen lever en darmen
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mate waarin intestinum en colon in samenhang met de lever bewegen
Opmerking:
- deze techniek kan worden toegepast na een lever behandeling
met als doel integratie van de dynamiek tussen darmen en lever
Techniek 6.4
Techniek gericht op de ATS
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: zit aan hoofdeinde
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst beide handen op de ATS
- duimen ter hoogte van costae 1, wijs- en middelvinger omsluiten de clavicula, ringvinger op de pectoralis minor en major, pink op caput humurus.
- vervolgens kan de osteopaat subtiele of meer stevige rekimpulsen geven op de rond de ATS gelegen structuren
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de myofasciale bewegingsvrijheid van de ATS
Opmerking:
- na elke, maar specifiek een leverbehandeling, is het van belang dat de patiënt een mate van fluïdieke vrijheid heeft
- dit houdt in dat de fluida kunnen stromen en dat de verschillende diafragmata vrij zijn
- met name de lymfatische afvoer in het confluens van Pyrogoff (technieken op diafragmale cylinder, zie MFA)
Techniek 6.5
Techniek gericht op het OAA en de suturea OM
mobilisatie
Patient: bevindt zich in ruglig
Osteopaat: zit aan hoofdeinde
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst de vingers (foto 1) ter hoogte van OAA (foto 2)
- de duimen worden op de proc. mastoïdeus geplaatst
- vervolgens kan er middels het CRI en door middel van de myofasciale structuren invloed worden uitgeoefend op de bewegingsvrijheid van dit gebied
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mate van bewegingsvrijheid ter hoogte van het OAA en de OM suturen
Opmerking:
- na elke, maar specifiek een lever-, behandeling, is het van belang dat de patiënt een mate van fluïdieke vrijheid heeft. Dit houdt in dat de fluida kunnen stromen en dat de verschillende diafragmata vrij zijn