3. Duodenum Flashcards
1
Q
Test 3.4
Palpatie FDJ
mobilisatietest
A
Patient: in ruglig, linkerbeen gebogen
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat plaatst dig. I en II van de rechterhand rechts van de umbilicus t.h.v. de linea semilunaris (foto 1)
- de linkerhand omvat de viscerale massa in de regio inguinalis dexter
- de samenwerkende handen brengende viscerale massa naar de vingers die de diepte in gaan
Beoordeling:
- de FDJ voelt aan als een wat stuggere massa, niet te verwarren met de linker nier of corpus vertebra L2
Opmerking:
- de richting van de vingers is medio-cranio- dorsaal
- de positie van de vingers bij aanvang ligt 2-3 cm caudaalwaarts t.o.v. van de plaats waar de FDJ gepalpeerd kan worden
- de reden hiervoor is dat er caudaalwaarts meer ruimte is om de diepte in te gaan
- wanneer er veel spanning op de FDJ aanwezig is, kan de osteopaat op een inademing van de patiënt een vibratie geven op de FDJ
2
Q
Test 3.3
Palpatie mobiliteit Duodenum II
mobilisatietest
A
Patient: ruglig, knieën opgetrokken
Osteopaat: bevindt zich links van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat palpeert de grens tussen colon ascendens en duo II.
- wanneer deze gevonden is, worden de vingers van de rechterhand en de duim van de linkerhand t.h.v. deze grens geplaatst (foto 1)
- Vervolgens vraagt de osteopaat aan de patiënt zich op de rechterzijde te draaien, waarbij tijdens het draaien de osteopaat de lokalisatie van de palpatie behoudt (foto 2 en 3)
- Een of beide ellebogen steunen op de behandelbank, zodat de osteopaat met ontspannen handen kan palperen
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mobiliteit van duo II t.o.v. het colon ascendens tijdens een inspiratie en expiratie
Opmerking:
- bij de uitvoering van deze techniek wordt duidelijk dat het op diepte kunnen komen van de vingers en de duim sterk afhankelijk is van de integratie van de handen met het hele lichaam van de osteopaat.
- Ontbreekt deze integratie, dan zijn de vingers meestal te puntig en werken de onderarmen met kracht
3
Q
Test 3.1
Palpatie Duodenum II
mobilisatietest
A
Patient: patiënt in ruglig, knieën gebogen
Osteopaat: staat rechts van de patiënt
Uitvoering:
- de osteopaat omvat met de rechterhand de viscerale massa en plaatst de vingers van de linkerhand ter hoogte van de linea semilunaris (halve maanvormige lijn, die een verbinding geeft van de mm.obliqui abdominis en de m. rectus abdominis)
- door met rechts het weefsel in de richting van de linkerhand te brengen krijgt de linkerhand ruimte om de diepte in te gaan richting PPP niveau lateraal van de wervelkolom
Beoordeling:
- de osteopaat registreert de beweging tijdens een inspiratie en expiratie
Opmerking:
- foto 2 is een variatie.
- de vingers van beide handen brengen de viscerale massa naar de beide duimen, die vervolgens de diepte in worden gebracht
- let wel dat palpatie met de vingertoppen dikwijls subtieler gaat dan palpatie met de duimen
4
Q
Test 3.2
Palpatie Duodenum II in zijlig
mobilisatietest
A
Patient: rechter zijlig, knieën iets opgetrokken
Osteopaat: staat achter de patiënt
Uitvoering:
- osteopaat brengt vingers (II-IV) van beide handen t.h.v. de linea semilunaris
- brengt de vingers vervolgens op diepte tot PPP-niveau om daar duo II te beoordelen op de mobiliteit
Beoordeling:
- de osteopaat beoordeelt de mobilisatie tijdens een inspiratie en expiratie
Opmerking:
- bij de uitvoering van deze techniek wordt duidelijk dat het op diepte kunnen komen van de vingers sterk afhankelijk is van de integratie van de handen met het hele lichaam van de osteopaat.
- Ontbreekt deze integratie, dan zijn de vingers meestal te puntig en werken de onderarmen met kracht