7 Begin van leven Flashcards
: Wat zijn de technieken voor medisch begeleide voortplanting en hoe worden ze toegepast?
Medisch begeleide voortplanting (MBV) is een verzamelnaam voor technieken en behandelingen die worden gebruikt om zwangerschap tot stand te brengen wanneer natuurlijke voortplanting niet mogelijk is. Het kan worden toegepast bij koppels met fertiliteitsproblemen, genetische contra-indicaties voor natuurlijke voortplanting, of in situaties waarin natuurlijke voortplanting niet haalbaar is.
Noem enkele van de meest voorkomende technieken voor medisch begeleide voortplanting.
Enkele van de meest voorkomende MBV-technieken zijn:
Kunstmatige Inseminatie (KI) In-Vitro Fertilisatie (IVF) Intra-Cytoplasmatische Sperma-Injectie (ICSI) Pre-Implantatie-Diagnose (PID) Reproductief Kloneren (niet toegestaan bij mensen)
Wat houdt kunstmatige inseminatie (KI) in bij medisch begeleide voortplanting?
Kunstmatige inseminatie (KI) is een techniek waarbij zaadcellen worden verzameld en met behulp van een katheter rechtstreeks in de baarmoeder van de vrouw worden ingebracht. KI kan homoloog zijn (met het sperma van de echtgenoot of partner) of heteroloog (met sperma van een donor).
Leg het proces van In-Vitro Fertilisatie (IVF) uit bij medisch begeleide voortplanting.
IVF is een techniek waarbij bevruchting buiten het lichaam plaatsvindt. Het proces omvat ovariële hyperstimulatie, eicelmaturatie, eicelaspiratie, in-vitrofertilisatie, embryo terugplaatsing en ondersteuning van de luteale fase. IVF kan homoloog (met eigen gameten) of heteroloog (met donorzaad- of eicellen) zijn.
Wat is het doel en de indicatie voor Intra-Cytoplasmatische Sperma-Injectie (ICSI) bij MBV?
ICSI is een techniek waarbij een enkele zaadcel direct in de kern van een eicel wordt geïnjecteerd. Het wordt toegepast in gevallen van ernstige mannelijke infertiliteit waarbij IVF geen goede kans op succes biedt of na mislukte IVF-pogingen.
Wat houdt Pre-Implantatie-Diagnose (PID) in en waarvoor wordt het gebruikt bij MBV?
PID is een techniek waarbij genetische kenmerken van embryo’s worden geanalyseerd voordat ze worden geïmplanteerd. Hiermee kan worden bepaald welke embryo’s geen genetische afwijkingen vertonen voordat ze worden teruggeplaatst. Dit wordt gebruikt om genetische aandoeningen uit te sluiten.
Wat is het verschil tussen reproductief kloneren en therapeutisch kloneren, en waarom is reproductief kloneren niet toegestaan bij mensen?
Reproductief kloneren omvat het voortbrengen van een individu met genen die identiek zijn aan die van het donororganisme. Reproductief menselijk kloneren is verboden. Therapeutisch kloneren is toegestaan en houdt in dat genetisch identiek weefsel wordt aangemaakt voor behandeling, niet voor het creëren van een compleet individu.
Welke ethische en juridische vraagstukken worden geassocieerd met MBV?
MBV roept diverse ethische en juridische vragen op, waaronder:
Voor wie mag MBV worden toegepast, alleen als therapie of ook als alternatief voor verschillende groepen? Wat zijn de afstammingsgevolgen van MBV, met inbegrip van genetische, sociale, educatieve en juridische aspecten? Hoe moeten overtallige embryo's worden behandeld, vernietigd, gebruikt voor onderzoek, bewaard of gedoneerd? Waarvoor mogen gameten (zaad- en eicellen) worden bewaard? Hoe moet worden omgegaan met gedoneerde gameten, met inbegrip van bewaring en anonimiteit?
Wat was het wettelijke kader voor MBV in België vóór juli 2007?
Vóór juli 2007 was er in België geen specifieke wetgeving met betrekking tot medisch begeleide voortplanting. Er waren echter enkele relevante regelgevingen, waaronder:
Het Koninklijk Besluit van 15 februari 1999, dat normen vaststelde voor zorgprogramma's voor reproductieve geneeskunde. De Wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, die onderzoek op embryo's reguleerde. Adviezen van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, hoewel deze niet bindend waren.
Wat regelde het Koninklijk Besluit van 15 februari 1999 met betrekking tot medisch begeleide voortplanting?
Het Koninklijk Besluit van 15 februari 1999 introduceerde kwaliteitsnormen voor zorgprogramma’s voor reproductieve geneeskunde in België. Het maakte onderscheid tussen zorgprogramma’s A (patiëntenbehandeling en -begeleiding, gametprelevatie) en zorgprogramma’s B (volledige behandeling inclusief IVF, embryo terugplaatsing, bewaring van gameten en embryo’s). Het beperkte het aantal erkende IVF-centra om de proliferatie en commercialisering te beheersen en zorgde voor ethische reflectie en zelfregulering.
Wat regelde de Wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo’s in vitro?
De Wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo’s in vitro reguleerde wetenschappelijk onderzoek op embryo’s. Het definieerde een embryo als een “cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen om uit te groeien tot een mens.” De wet beperkte onderzoek tot de eerste 14 dagen van ontwikkeling (invriezingsperiode niet meegerekend) en legde verboden handelingen op, zoals implantatie van menselijke embryo’s bij dieren of het gebruik van embryo’s voor commerciële doeleinden. Het vereiste schriftelijke toestemming van donoren en dubbele toetsing door ethische comités.
Wat waren de belangrijkste bepalingen van de Wet van 6 juli 2007 betreffende Medisch Begeleide Voortplanting (MBV) in België?
De Wet van 6 juli 2007 regelde medisch begeleide voortplanting in België en omvatte de volgende bepalingen:
Regeling van alle technieken voor kunstmatige inseminatie (KI) en in-vitrofertilisatie (IVF). Toelating van MBV alleen in erkende "fertiliteitscentra." Voorwaarden voor "wensouders," "donoren," en "ontvangers," met inbegrip van leeftijdsgrenzen en gezondheidstoestand. Vereiste van goedkeuring van specifieke verzoeken door wensouders, die door het fertiliteitscentrum kunnen worden geweigerd om medische redenen of op basis van een gewetensclausule. Voorafgaande informatieplicht voor eerlijke en uitgebreide informatie over MBV. Aanbieden van psychologische begeleiding. Verplichte schriftelijke overeenkomst tussen het fertiliteitscentrum en wensouders, met vermelding van de techniek en de bestemming van overtollige embryo's. Regels voor bewaring van overtallige embryo's, met een maximale bewaartermijn van vijf jaar. Beperking van de creatie van nieuwe embryo's als wensouders nog bruikbare bewaarde embryo's hebben. Voorwaarden voor pre-implantatie-diagnose (PID), waaronder verbod op eugenetische selectie en geslachtsselectie (tenzij om geslachtsgebonden aandoeningen te vermijden). Mogelijkheid van PID in het therapeutisch belang van een reeds geboren kind (savior baby) met advies van een centrum voor menselijke erfelijkheid en toestemming van wensouders.
Wat waren de voorwaarden voor wensouders en donoren volgens de Wet van 6 juli 2007 betreffende Medisch Begeleide Voortplanting in België?
Volgens de Wet van 6 juli 2007 waren enkele van de voorwaarden voor wensouders en donoren in België onder andere:
Wensouders moesten minimaal 18 jaar oud zijn, met uitzonderingen voor ernstige medische redenen. Wensouders moesten prelevatie van gameten (zaad- en eicellen) en het indienen van een verzoek voor kunstmatige inseminatie (KID) of in-vitrofertilisatie (IVF) aanvragen tot en met 45 jaar. De uitvoering van KID of IVF moest plaatsvinden tot 47 jaar. Er waren leeftijdsgrenzen die ter discussie stonden, zoals vastgelegd in advies 68 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek (IVF zou mogelijk zijn tot 50 jaar). Er werden geen specifieke wettelijke vereisten gesteld met betrekking tot samenlevingsvorm of seksuele geaardheid voor wensouders. Fertiliteitscentra konden echter weigeren op basis van een "gewetensclausule" op grond van ethische bezwaren. Schriftelijke toestemming voor post-mortem implantatie was vereist, mits overeenkomst tussen de wensouders, het centrum, en de overleden donor. Gezondheidstoestand en onvruchtbaarheid waren andere relevante criteria.
Wat zijn enkele specifieke bepalingen van de Wet van 6 juli 2007 met betrekking tot Medisch Begeleide Voortplanting (MBV) in België?
De toelating van MBV was beperkt tot erkende “fertiliteitscentra.”
Wensouders moesten specifieke verzoeken goedkeuren, die door het fertiliteitscentrum konden worden geweigerd om medische redenen of op basis van een “gewetensclausule.”
Er was een verplichte schriftelijke overeenkomst tussen het fertiliteitscentrum en wensouders, waarin de techniek en de bestemming van overtollige embryo’s werden vermeld.
Bewaring van overtallige embryo’s was alleen mogelijk als toegestaan in de overeenkomst, met een maximale bewaartermijn van vijf jaar.
Creatie van nieuwe embryo’s was niet toegestaan als wensouders nog bruikbare bewaarde embryo’s hadden.
Pre-implantatie-diagnose (PID) was onderworpen aan strikte voorwaarden, zoals het verbod op eugenetische selectie en geslachtsselectie (tenzij om geslachtsgebonden aandoeningen te vermijden).
PID was ook toegestaan in het therapeutisch belang van een reeds geboren kind (savior baby) met advies van een centrum voor menselijke erfelijkheid en toestemming van wensouders.
Wat zijn enkele van de regels met betrekking tot embryodonatie volgens de Belgische wetgeving?
De regels met betrekking tot embryodonatie in België volgens de wetgeving omvatten:
Embryodonatie moet kosteloos zijn. Donoren moeten anoniem blijven. Embryodonatie mag niet worden uitgevoerd met het oog op geslachtsselectie. Eugenetische selectie is niet toegestaan, maar "matching" om "al te grote lichamelijke verschillen" te vermijden is wel toegestaan. Er mag een maximum van zes broers en zussen worden verwekt van hetzelfde donorpaar. Embryodonatie leidt tot een afstammingsrelatie tussen de ontvangende ouders en het kind.
Deze regels zijn bedoeld om de anonimiteit van donoren te behouden en om ervoor te zorgen dat embryodonatie geen commercieel doel dient. Daarnaast wordt gestreefd naar een beperkt aantal halfbroers en -zussen om mogelijke verwarring in de toekomst te voorkomen.