4. Fragmentatie en centralisatie: 2de millennium Flashcards
schets het algemeen kader
Geografie, de twee periodes (2000-1800 en 1800-1600)
De fragmentatie en centralisatie vond plaats in Mesopotamië (noorden en oosten). Het wordt ook aangeduid als de oud-Babylonische periode. In het noorden was er een poging tot eenheidsrijk.
Van 2000 tot 1800 BC was er een periode van fragmentatie. In het zuiden waren er wisselende allianties en verschilllende stadsdynastieën en in het Noorden had je het handelsimperium Ashur.
Van 1800 tot 1600 BC was een periode van politieke centralisatie. De eerste territoriale staten kwamen tot stand. In het noorden onder Shamishi-Adad en in het Zuiden onder Hammurabi (Babylonië). Deze periode was van korte duur.
Wat gebeurt er met het sumerisch en het akkadisch (talen)?
Het sumerisch verdwijnt als spreektaal en wordt een geschreven taal voor wetenschap, religie en literatuur, het is een geleerde taal dus.
Het akkadisch wordt de dominante spreektaal. Er is een Assyrisch dialect (noorden) en een babylonisch dialect (zuiden). Het is ook de schrijftaal voor documentaire teksten en de officiële administratieve taal in randgebieden.
welke literaire bronnen hebben we voor de fragmentatie en centralisatie?
2de millennium
Er is een canon van sumerische literatuur en er ontstaat ook akkadische literatuur. Er is een bloei van Edubba’s (schrijversscholen), ook in randgebieden. Verder zijn er nog koninklijke inscripties.
welke documentaire bronnen hebben we over de fragmentatie en centralisatie?
2de millennium
Er zijn bronnen uit institutionele archieven: Paleisarchieven uit Noorden (Mari, Quttara, Shushara …), archief van Shamash-Hasir uit Larsa (Zuiden). Het archief van Babylon ontbreekt.
Verder zijn er ook private archieven: Babylonië, Sippar, Isin, Lara, … Hier zijn administratieve teksten en juridische en economische documenten en brieven te vinden. verder ook nog microhistorische analyses.
Welke archeologische bronnen hebben we uit de periode van fragmentatie en centralisatie?
2de millennium
Ur (opgegraven in 1930): straten, stegen, huizen, woonwijken, volgebouwd en zeer chaotisch.
Zo weten we hoe een standaardhuis eruit zag: centrale binnenplaats met erond kamers met verschillende functies. Er waren ook trappen wat erop wijst dat er meerdere verdiepingen waren.
Er zijn ook commerciële eenheden gevonden en religieuze huizen en productie eenheden zoals een smit (?)
Verder ook nog paleizen in Mari met ontvangsthallen, troonplaatsen, residentie personeel, koningshuis…
Hoe leefden semi-nomaden?
Er zijn geen geschreven bronnen over semi-nomaden. Ze hadden (gedomesticeerde) schapen en geiten waarvan ze het wol, haar, huiden en beenderen gebruikten. In de winter trokken ze rond met de kuddes in de steppe en in ze zomer zetten ze tijdelijke dorpen en kampen op bij rivieren.
Hoe leefden semi-nomaden?
Er zijn geen geschreven bronnen over semi-nomaden. Ze hadden (gedomesticeerde) schapen en geiten waarvan ze het wol, haar, huiden en beenderen gebruikten. In de winter trokken ze rond met de kuddes in de steppe en in ze zomer zetten ze tijdelijke dorpen en kampen op bij rivieren.
Welk volk was de term voor alle semi-nomaden aan te duiden?
De amorieten. Dit stond los van de welomlijnde etniciteit.
Leg de interactie/ relatie tussen semi-nomaden en sedentairen uit.
Ze waren economisch complementair: landbouw en ambachtsproducten en dierlijke producten. Er was controle van de steden (hoeveel en welke nomaden zijn er). De nomaden hadden ook arbeids en militaire dienst en moesten belastingen betalen. In Mari had je de Yaminieten (Z) en de Sim’alieten (N), deze hadden een negatieve connotatie (‘rovers’).
Er was ook een tribale sociale organisatie.
De sedentarisatie van de semi-nomaden gebeurde doordat de rijksten investeerden in land en de armen gingen in dienst als arbeider/ huurling.
Tijdens de overgang van het derde millennium naar het tweede klommen de semi-nomaden op in de sociale en politieke hiërarchie. Ze verkregen machtsposities binnen de stadsstaten, zo ontstonden nieuwe stadsdynastieën die zich identificeerden als amoritisch. Deze dynastieën zetten de sumerische en akkadische cultuur verder.
Welke dynastieën waren er tijdens de periode van fragmentatie (2000-1800)?
noem ze kort op
De Isin dynastie en de Larsa dynastie.
Vertel over de Isin dynastie.
namen, wat, systeem…
Ishbi-Erra claimde een erfgenaam te zijn van het Ur III rijk. Hij verdreef de elamieten uit Ur en veroverde heel babylonië. Onder hem kwam er relatieve rust.
Er was ook rivaliteit en conflicten
Het religieus centrum was Nippur: belangrijke stad.
Vertel over de Larsa dynastie.
In Larsa heersde de Kudur-Mabuk dynastie. Er was machtscentralisatie en consolidatie. Rim-Sin regeerde voor 60 jaar en veroverde grootste deel van Babylonië. Zijn enige rivaal was Babylon. Hij concentreerde alle administratieve functies in de hoofdstad en stadssteden werden economisch afhankelijk.
[ nog eentje maken over de eco bloei tijdens fragmentatie]
Som de rijken op die heersden tijdens de periode van centralisatie, chronologisch (1800 - 1600 BC)
Het waren territoriale staten van korte duur.
- koninkrijk van opper mesopotamië (Assyrië)
- het Oud-Hettitisch rijk
- het Oud-Babylonisch rijk
Wat weet je over het koninkrijk van opper mesopotamië?
heerser, politiek, ondergang, …
Het koninkrijk van opper Mesopotamië bestond van 1810 - 1775 BC. Het rijk wordt ook Assyrië genoemd. De koning was Shamhsi-Adad. De hoofdstad was Ekellatum. Er heersde een politiek van tolerantie: lokale heersers werden vazallen en de administratie bleef. Shamshi-Adad veroverde Ashur, Mari, Kabur en Balikh valeien. Het dateringssytemen was met epononiemen in plaats van jaarnamen (vernieuwing) .
Ishme-Dagan (zoon) heersde in Ekellatum en Yasmah-Addu (zoon) in Mari.
Het rijk kwam abrupt aan zijn einde door de aanvallen uit het westen en oosten. Shamshi-Addad overleed en zijn zonen werden verdreven. Er onstond een patchwork van onafhankelijke stadsstaten en dit maakte een einde aan de gecentraliseerde paleiscultuur. Zimri-Lim (oud koning die verdreven werd) greep de macht in Mari.