4. Antipsychotica (Majeure tranquillizers) Flashcards

1
Q

Welk antipsychoticum behoort tot de atypische antipsychotica?

a) Haloperidol
b) Chlorpromazine
c) Risperidon
d) Fluphenazine

A

Risperidon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De positieve symptomen van schizofrenie worden geassocieerd met overactiviteit in welke neurotransmittersysteem?

a) Glutamaat
b) Serotonine
c) Dopamine
d) GABA

A

Dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een veelvoorkomend neveneffect van conventionele antipsychotica?

a) Sedatie
b) Gewichtstoename
c) Extrapiramidale symptomen
d) Verhoogde eetlust

A

Extrapiramidale symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke neurotransmitter is voornamelijk betrokken bij de pathofysiologie van schizofrenie?

a) Dopamine
b) Serotonine
c) GABA
d) Glutamaat

A

Dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Atypische antipsychotica hebben minder risico op welke bijwerking in vergelijking met conventionele antipsychotica?

a) Extrapiramidale symptomen
b) Gewichtstoename
c) Sedatie
d) Hyperglykemie

A

Extrapiramidale symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belangrijkste voordeel van atypische antipsychotica ten opzichte van conventionele antipsychotica?

a) Lagere kosten
b) Minder extrapiramidale bijwerkingen
c) Snellere werking
d) Langere halfwaardetijd

A

Minder extrapiramidale bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly