3. Antidepressiva Flashcards

1
Q

Welke van de volgende is een selectieve serotonine heropnameremmer (SSRI)?

a) Amitriptyline
b) Venlafaxine
c) Fluoxetine
d) Duloxetine

A

Fluoxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een gemeenschappelijk neveneffect van tricyclische antidepressiva (TCA)?

a) Gewichtstoename
b) Verminderd libido
c) Droge mond
d) Alle bovenstaande

A

Droge mond (en gewichtstoename)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sint-janskruid wordt gebruikt bij de behandeling van:

a) Bipolaire stoornis
b) Schizofrenie
c) Milde depressie
d) Paniekstoornis

A

Milde depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk antidepressivum remt de heropname van zowel serotonine als noradrenaline?

a) Fluoxetine
b) Venlafaxine
c) Bupropion
d) Amitriptyline

A

Venlafaxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een veelvoorkomend neveneffect van SSRI’s?

a) Hypertensie
b) Droge mond
c) Seksuele dysfunctie
d) Gewichtstoename

A

Seksuele dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MAO-inhibitoren werken door:

a) Blokkeren van de afbraak van monoamines
b) Stimuleren van de heropname van monoamines
c) Verlagen van de synthese van monoamines
d) Verhogen van de afbraak van monoamines

A

Blokkeren van de afbraak van monoamines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly