4 Flashcards

1
Q

Overlap depressie en angst (hersengebied en symptomen)

A

PFC en motorische cortex

Slaap, concentratie, vermoeidheid, arousal, psychomotorische componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Angst stoornissen (4x)

A
  1. Gegeneraliseerde angst stoornis (GAD)
  2. Sociale angst stoornis (SAD)
  3. PTSD
  4. Paniekstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Angst: hersengebieden

A

Verbonden aan amygdala-centered circuit.

Amygdala –> stimulatie ACC en OFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neurotransmitters bij angst

A

5HT, GABA, glutamaat, NE, ion kanalen, CRF/HPA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zorg (worry): hersengebieden

A

CSTC circuit (cortico striato thalamo cortical)

Dorsolaterale PFC –> striatum –> thalamus –> Dorsolaterale PFC (piekeren blijft bestaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurotransmitter zorg (worry)

A

5HT, GABA, NE, glutamaat, ion kanalen, DA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vermijding: hersengebieden

A

Pediagueductal gray (PAG).

Amygdala –> PAG –> directe motoracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Freeze: fysiologisch en hersengebieden

A

Fysiologisch: alert, lagere HR en bodysway

Hersenen: amygdala –> ventrale PAG –> sympathische en para activatie –> afgeven glutamaar, acetylcholine en SE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fight-flight hersenen

A

Amygdala –> dorsale PAG –> sympathische activatie –> NE en AD, glucocorticoïden, verhoogde hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Andere fysiologische effecten angst:

A
  1. Endocrien: HPA-as aangestuurd door amygdala
  2. verhoging ademhaling: amygdala –> PBN
  3. Autonoom: amygdala –> locus coeroleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is GABA?

A

De major inhibitoire neurotransmitter

GABA bindt aan receptor –> receptor gaat open –> meer negatieve ionen in cel –> minder kans op actipotentiaal

5 verschillende receptor units met verschillende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat GABA?

A

Glutamaat -> omgezet door GAD (enzym) –> GABA –> VIAAT transporters stoppen GABA in vesikels –> bewaard tot actiepotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Afbraak GABA

A

Deel wordt opnieuw opgenomen (GAT)

Kan door VIAAT terug gebracht worden naar vesikels

Of afgebroken door GABA-T enzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar heeft GABA effect op?

A

Ligand-gated ion kanalen (GABA-A en GABA-C) en G-protein linked receptor (GABA-B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GABA-A ion kanaal

A

2 types:

  1. Ongevoelig voor benzo’s: extrasynaptisch, reageert op alcohol, tonische remming (continu lichte remming)
  2. Gevoelig voor benzo’s: postsynaptisch (normaal), periodische boosts van remming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Abnormale expressie GABA-A gevoelig voor benzo’s is geassocieerd met:

17
Q

GABA-B G-protein linked receptor

A

Calcium/potassium, betrokken bij pijn, geheugen en stemming

18
Q

Benzodiazepines

A

PAM en agonist voor GABA

19
Q

Voorbeelden benzodiazepine

A

Giazepam, flunitrazepam, lorazepam, phenazepam

20
Q

Benzodiazepine antagonist

A

Flumazenil; zorgt dat benzo’s niet kunnen binden. GABA kan alsnog wel binden.

21
Q

Wanneer worden benzo’s gebruikt, en wat is het nadeel?

A

Gebruikt bij het begin van een behandeling van een ander medicijn

Nadeel: Verslavingsgevoelig en gewenning

22
Q

Alfa2Delta ligands

A

Angstmedicatie: Gabapentin en Pregabalin

Verminderen hyperactivatie van de amygdala en gerelateerde overactieve hersengebieden.

23
Q

Hoe werken alfa2delta ligands

A

A2 bindt aan een actief en open VSCC –> voorkomt dat er calcium doorheen kan –> er kan geen glutamaat worden afgegeven (minder glutamaat is minder angst)

24
Q

Wat is de relatie tussen serotonine en angst?

A

Serotinerg neuron –> stimuleert gebieden in de amygdala –> en andere hersengebieden
Dus: serotonine houdt angst in stand en is betrokken bij CSTC circuits.

25
Serotonine angst medicatie (2x)
1. Serotonine pathway inhiberen (SSRI en SNRI) 2. Serotonine 1A partial agonist (iets minder ser, systeem komt tot rust) VB: buspirone
26
Welke medicatie gebruik je bij Paniekstoornis en GAD?
Eerst SSRI/SNRI, dan benzo's
27
Welke medicatie gebruik je bij sociale angst
SSRI/SNRI, dan benzo Bij acute angst en zns klachten: ook beta blokkers
28
Welke medicatie gebruik je bij PTSS
SSRI/SNRI
29
Welke medicatie gebruik je bij OCD
SSRI
30
Fear conditioning
In de amygdala worden bepaalde patronen versterkt --> je wordt sneller en vaker angstig (Heeft ook te maken met ventromediale pfc)
31
Reconsolidation/ extinction
Reconsolidation: angst wordt bevestigd en versterkt door geconditioneerde reactie Extinction: Minder angstige pathways worden geactiveerd (bv meer GABA)
32
2 processen PTSD
1. Versterkte noradrenerge reactie 2. Vermindering van extincion learning (Niet genoeg extinction, te veel reconsolidation)
33
Beta-blokkers voor PTSD (2 noemen) en wanneer?
1. Propranolol: remt reconsolidatie angstige herinnering, maar niet gebruikt in praktijk 2. Prophylatic: preventief Ideale moment is tijdens mamory reactivation (MR), dus tijdens herbeveling amygdala
34