351-400 Flashcards
1
Q
quid?
A
(vragend vnm) wat?
2
Q
puella
A
puellae | het meisje
3
Q
notus
A
a -um | bekend
4
Q
verus
A
a -um | waar - echt
5
Q
temptare
A
tempto | proberen - op de proef stellen
6
Q
ardere
A
ardeo | branden
7
Q
iacere
A
iaceo | liggen
8
Q
placere
A
placeo | bevallen - aanstaan - een heerlijke maaltijd zou me nu wel bevallen!
9
Q
cito
A
(bijwoord) snel
10
Q
quo?
A
(bijwoord) waarheen?
11
Q
ergo
A
(voegwoord) dus
12
Q
oculus
A
oculi | het oog
13
Q
auxilium
A
auxilii | de hulp
14
Q
bracchium
A
bracchii | de arm
15
Q
verbum
A
verbi | het woord
16
Q
abris
A
aur-is v | het oor
17
Q
durus
A
-a -um | hard
18
Q
maestus
A
-a -um | treurig
19
Q
vivus
A
-a -um | levend
20
Q
Orare
A
Oro l bidden, smeken
21
Q
maerere
A
maereo l treuren (om)
22
Q
locus
A
loci l de plaats, de gelegenheid
23
Q
ramus
A
rami l de tak
24
Q
causa
A
causae l de oorzaak, de reden, het proces
25
cena
cenae l het avondmaal
26
hora
horae l het uur
27
villa
villae l de villa, het landgoed
28
consilium
consilii l het overleg, de raad, het plan
29
pretium
pretii l de prijs
30
flos
flor-is ,m l de bloem
31
arbor
arbor-is , v l de boom
32
plenus
~a , ~um l vol
33
invitare
invito l uitnodigen
34
haerere
haereo l vastzitten
35
mensa
mensae l de tafel
36
navis
nav-is, v l het schip
37
cupidus
~a ,~um l vol verlangen naar
38
mirus
~a ,~um l wonderlijk
39
nullus
~a ,~um l geen
40
pauci
~ae , ~a l weinig , enkele
41
agere
ago l (voort)drijven, doen
42
bibere
bibo l drinken
43
cognoscere
cognosco l leren kennen, vernemen
44
desinere
desino l ophouden
45
dicere
dico l zeggen, spreken, noemen
46
emere
emo l kopen
47
intellegere
intellego l begrijpen
48
legere
lego l lezen, kiezen, verzamelen
49
ostendere
ostendo l tonen
50
quaerere
quaero l zoeken, vragen