301-350

Question 1

hodie

Answer 1

(bijwoord) vandaag

Question 2

mane

Answer 2

(bijwoord) s morgens

Question 3

post(ea)

Answer 3

(bijwoord) later

Question 4

postero die

Answer 4

de volgende dag

Question 5

quodam die

Answer 5

op een dag

Question 6

legatus

Answer 6

legati- de gazant - de onderbevelhebber - De Galliers stuurden gezanten naar Rome..

Question 7

ludus

Answer 7

ludi - het spel - de school

Question 8

populus

Answer 8

populi - het volk

Question 9

imperator

Answer 9

imperator-is - m - de opperbevelhebber

Question 10

sol

Answer 10

sol-is - m - de zon

Question 11

legio

Answer 11

legion-is - v - het legioen

Question 12

pax

Answer 12

pac-is - v - de vrede

Question 13

ius

Answer 13

iur-is - o - het recht

Question 14

munus

Answer 14

muner-is - o - de taak - het geschenk

Question 15

nudus

Answer 15

a -um - naakt - beroofd van

Question 16

excitare

Answer 16

excito - (op)wekken

Question 17

imperare

Answer 17

impero - bevelen - opeisen

Question 18

mandare

Answer 18

mando - toevertrouwen - opdragen

Question 19

portare

Answer 19

porto - dragen

Question 20

solere

Answer 20

soleo - gewoon zijn - Ik ben gewoon s avonds te wandelen - Ik wandel gewoonlijk s avonds

Question 21

vincire

Answer 21

vincio - binden - boeien

Question 22

fere

Answer 22

(bijwoord) bijna - meestal

Question 23

ubi

Answer 23

(voegwoord) toen - wanneer - Toen de meester rechtstond - schrokken de leerlingen. Wanneer je te laat komt - moet je je aanmelden.

Question 24

puer

Answer 24

pueri - de jongen

Question 25

liberi

Answer 25

liberorum - de kinderen

Question 26

vir

Answer 26

viri - de man

Question 27

ager

Answer 27

agri - het veld

Question 28

liber

Answer 28

libri - het boek

Question 29

magister

Answer 29

magistri - de meester

Question 30

liber

Answer 30

libera - liberum - vrij

Question 31

miser

Answer 31

misera - miserum - ongelukkig

Question 32

aeger

Answer 32

aegra - aegrum - ziek

Question 33

niger

Answer 33

nigra - nigrum - zwart

Question 34

pulcher

Answer 34

pulchra - pulchrum - mooi

Question 35

sacer

Answer 35

sacra - sacrum - heilig - gewijd - Deze tempel is gewijd aan Diana

Question 36

noster

Answer 36

nostra - nostrum - ons - onze

Question 37

vester

Answer 37

vestra - vestrum - jullie

Question 38

cibus

Answer 38

cibi - het voedsel

Question 39

gloria

Answer 39

gloriae - de roem

Question 40

pugna

Answer 40

pugnae - het gevecht

Question 41

victoria

Answer 41

victoriae - de overwinning

Question 42

beneficium

Answer 42

beneficii - de weldaad

Question 43

praemium

Answer 43

praemii - de beloning

Question 44

maximus

Answer 44

a -um - zeer groot - grootste

Question 45

laudare

Answer 45

laudo - prijzen

Question 46

nuntiare

Answer 46

nuntio - melden

Question 47

optare

Answer 47

opto - wensen

Question 48

parere

Answer 48

pareo - gehoorzamen

Question 49

praebere

Answer 49

praebeo - aanbieden

Question 50

quis?

Answer 50

(vragend vnm) wie?