001-050 Flashcards
1
Q
amicus
A
amici | de vriend
2
Q
deus
A
dei | de god
3
Q
equus
A
equi | het paard
4
Q
dominus
A
domini | de meester
5
Q
servus
A
servi | de slaaf
6
Q
filius
A
filii | de zoon
7
Q
familia
A
familiae | het gezin - het personeel
8
Q
aqua
A
aquae | het water
9
Q
monumentum
A
monumenti | het monument - het aandenken
10
Q
via
A
viae | de weg
11
Q
templum
A
templi | de tempel
12
Q
vinum
A
vini| de wijn
13
Q
pater
A
patr-is -m| de vader
14
Q
senex
A
sen-is -m | de oude man
15
Q
virgo
A
virgin-is -v | het meisje - de maagd
16
Q
vox
A
voc-is -v | de stem - het woord
17
Q
flumen
A
flumin-is -o | de rivier
18
Q
sidus
A
sider-is -o | de ster - het sterrenbeeld
19
Q
femina
A
feminae | de vrouw
20
Q
canis
A
can-is -m | de hond
21
Q
iuvenis
A
iuven-is - m | de jongeman
22
Q
mercator
A
mercator-is - m | de handelaar
23
Q
miles
A
milit-is - m | de soldaat
24
Q
senator
A
senator-is - m | de senator
25
nox
noct-is - v | de nacht
26
caput
capit-is - o | het hoofd - het hoofdstuk
27
est
(hij - zij - het - er) is
28
sunt
(zij - er) zijn
29
ibi
(bijwoord) daar
30
saepe
(bijwoord) dikwijls
31
aut
(voegwoord) of
32
et
(voegwoord) en - ook
33
-que
(voegwoord) en
34
sed
(voegwoord) maar
35
avus
avi | de grootvader
36
rosa
rosae | de roos
37
donum
doni | het geschenk
38
dux
duc-is - m | de leider
39
mater
matr-is - v | de moeder
40
corpus
corpor-is - o | het lichaam
41
iam
(bijwoord) al - dadelijk
42
interdum
(bijwoord) soms
43
quoque
(bijwoord) ook
44
enim
(voegwoord) want
45
curia
curiae | de curia - het Romeinse senaatsgebouw
46
fabula
fabulae | het verhaal - het toneelstuk
47
luna
lunae | de maan
48
forum
fori | het forum (het Romeinse marktplein)
49
iudex
iudic-is - m | de rechter
50
onus
oner-is - m | de last
