2.3 Faillisementswetgeving Flashcards
Faillisement
Om het faillissement aan te vragen, moet de ondernemer aantonen dat STRUCTUREEL de bestaande schulden niet terugbetaald kunnen worden. Het mag dus geenszins gaan om een eenmalige wanbetaling. Daarnaast moet het toekomstig krediet GESCHOKT zijn en is de ondernemer dus niet in staan om nieuwe schulden aan te gaan. Als hierdoor blijkt dat er ook in de nabije toekomst geen beterschap in zicht is, zal er vaak geen andere oplossing dan de faillissementsprocedure in gang te zetten.
Scenarios
Indien er moeilijkheden zijn en schulden raken niet meer afbetaald zijn er drie scenario’s die zich kunnen voordoen. Het faillissement is hierbij de allerlaatste mogelijke optie.
- Eigen beslissing stopzetting
- Aanvraag gerechtelijke reorganisatie
- Aanvraag faillisement
Eigen beslissing stopzetting
Een ondernemer die voelt dat het water aan de lippen staat en niet meer in staat is om in de toekomst zijn schulden af te betalen, kan zelf de beslissing nemen om de onderneming stop te zetten.
Hierbij is het grote voordeel dat de ondernemer zelfstandig kan beslissen hoe en wanneer deze stopzetting in gang gezet wordt.
Alle werkmiddelen (investeringen en voorraden) worden verkocht en met deze opbrengst worden de openstaande schulden betaald. Belangrijk is dat alle schulden in deze situatie kunnen worden afbetaald. Zoniet, zal er toch moeten worden overgaan tot de andere twee scenario’s.
Aanvraag gerechtelijke reorganisatie
Indien - zelfs met vereffening van alle bezittingen – de schuldenberg veel te hoog is om onmiddellijk af te lossen, kan de ondernemingsrechtbank nog een laatste reddingsboei uitgooien door een aanvraag “Gerechtelijke Reorganisatie” goed te keuren.
Een ondernemer in problemen vraagt dit aan bij de ondernemingsrechtbank. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de ondernemer positief ingesteld is en er alles aan wil doen om de ondernemingsactiviteit (en bijhorende tewerkstelling) zoveel mogelijk verder te zetten. Het is de taak van de ondernemer om de rechtbank te overtuigen dat de nefaste situatie nog omgekeerd kan worden. De ondernemingsrechtbank, huiverig voor een faillissement, is vaak meegaand in de goedkeuring.
Binnen de gerechtelijk reorganisatie zijn er drie alternatieven die verkend moeten worden:
- Minnelijk akkoord
- Collectief akkoord
- Gerechtelijke overdracht
Deze drie mogelijkheden hebben elk een deadline van 6 maanden. Binnen deze periode van zes maanden moet er een akkoord zijn waar alle betrokkenen zich in kunnen vinden. Deze periode is ook een beschermingsperiode. Bestaande schuldeisers kunnen tijdens de procedure gerechtelijke reorganisatie geen inbeslagnames doen of hogere boeten gaan opleggen.
Minnelijk akkoord
Wordt gemaakt met minstens 2 schuldeisers.
Kan inhouden dat een deel van de schulden wordt kwijtgescholden of dat er een aflossingsplan op poten wordt gezet. Dit akkoord zal evenwichtig moeten worden opgesteld. Zodra de periode van 6 maanden is afgelopen kunnen alle andere schuldeisers weer hun openstaande facturen gaan opeisen. Deze optie houdt dan ook heel wat vervolgrisico’s in.
Collectief akkoord
De meerderheid van alle schuldeisers moet hiermee akkoord zijn en deze schuldeisers vertegenwoordigen ook minstens de helft van het bedrag van alle openstaande schulden.
Gerechtelijke overdracht
Wordt gezocht naar een overnemer voor het volledige of een gedeelte van de activiteit. Indien een bepaalde ondernemingstak nog kans op overleven heeft kan de ondernemer deze verderzetten en de andere takken laten overnemen.
Aanvraag faillisement
Kan digitaal aangevraagd worden via de website “REGSOL” (register solvabiliteit).
Een faillissement kan aangevraagd worden door de ondernemer maar evengoed door andere belanghebbenden zoals leveranciers, banken, overheden, het openbaar ministerie of de ondernemingsrechtbank zelf.
In geval van grote achterstanden inzake doorstorting bedrijfsvoorheffing, RSZ of btw is het niet vreemd dat het openbaar ministerie de initiërende actor is voor de aanvraag faillissement.
De rechtbank bestudeert de boekhouding en de situatie van de ondernemer. Als deze vindt dat het faillissement terecht is, zal het worden uitgesproken. Deze uitspraak heeft verregaande gevolgen want vanaf dat moment verliest de ondernemer het beheer van de onderneming. Dit houdt in dat deze geen betalingen meer mag uitvoeren, geen voorraad meer mag verkopen of zich bemoeien met de gang van zaken. Het beheer wordt overgedragen aan een curator, die zich zal bezighouden met de liquidatie van de onderneming.
Bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarbij er absoluut geen sprake is van kwade wil, zal de rechter deze bescherming respecteren en wordt de restschuld kwijtgescholden.