22.10.2024 Land-Inwoner-Adjectief Flashcards

1
Q

to explain

A

uitleggen

Perfectum: heeft uitgelegd
Imperfectum: legde uit (singular), legden uit (plural)

De leraar legt de grammatica uit aan de studenten.
(The teacher explains the grammar to the students.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to strengthen or to reinforce

A

versterken

Perfectum: heeft versterkt
Imperfectum: versterkte (singular), versterkten (plural)

Sample Sentences:
Ze willen de muren van het gebouw versterken.
(They want to reinforce the walls of the building.)

Sporten kan je spieren versterken.
(Exercising can strengthen your muscles.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bird of prey or raptor

A

de roofvogel

Een adelaar is een grote roofvogel.
(An eagle is a large bird of prey.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

coal, charcoal

A

de steenkool

Vroeger werd steenkool veel gebruikt voor verwarming.
(Coal was widely used for heating in the past.)

Steenkool wordt gewonnen in mijnen.
(Coal is extracted in mines.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mine

A

de mijn

Steenkool wordt gewonnen in mijnen.
(Coal is extracted in mines.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

shock

A

de schok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hallway” or “corridor

A

de gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

release or let go of something

A

losslaan

Perfectum: heeft losgelaten
Imperfectum: liet los (singular), lieten los (plural)

Hij besloot de hond in het park los te laten.
(He decided to let the dog loose in the park.)

Ze liet het touw los en rende weg.
(She let go of the rope and ran away.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to be located” or “to be situated

A

Bevinden zich

De kantoren bevinden zich op de derde verdieping.
The offices are located on the third floor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regios in Vlaanderen & Wallonie

A

Vlaanderen
1.Oost-Vlaanderen (Gent)
2.West-Vlaanderen (Brugge)
3.Antwerpen (Antwerpen)
4. Limburg (Hasselt)
5. Vlaams-Brabant (Leuven)

Wallonie
1. Luik (luik)
2. Namen (Namen)
3. Luxemburg (Aarlen)
4. Henegouwen (Bergen)
5. Waals-Brabant (Waver)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

migrant

A

de migrant

Veel migranten komen naar Nederland voor werk.
(Many migrants come to the Netherlands for work.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

asylum seeker, someone who has fled their country and is seeking protection or asylum in another country.

A

de Asielzoeker (siginmaci)

De asielzoeker wacht op een beslissing over zijn verblijfsstatus.
(The asylum seeker is waiting for a decision on their residency status.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

refugee

A

de Vluchteling

De vluchtelingen hebben hun land verlaten vanwege het conflict.
(The refugees have left their country because of the conflict.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transmigrant

A

de transmigrant

Transmigranten verblijven tijdelijk in België op weg naar een ander land.
(Transmigrants stay temporarily in Belgium on their way to another country.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

foreigner

A

de buitenlander

Veel buitenlanders wonen en werken in grote steden.
(Many foreigners live and work in big cities.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stranger or foreigner, though often with a more general meaning as “someone unknown.”

A

de vreemdeling = de vreemde

Een vreemdeling vroeg me de weg naar het station.
(A stranger asked me for directions to the station.)

17
Q

stateless person, someone who does not have citizenship in any country.

A

de Staatloze

Staatlozen hebben geen nationaliteit en krijgen vaak geen rechten in landen waar ze wonen.
(Stateless people have no nationality and often do not receive rights in the countries where they live.)

18
Q

Coal is over

A

steenkool is op.

19
Q

Land-Inwoner-Adjectief

Spain
Italy
Greece
Turkey
Morocco
Poland

A

Land-Inwoner-Adjectief

Spanje-Spanjaard-Spaans(e)
Italie-Italiaan-Italiaans(e)
Griekenland-Griek-Grieks(e)
Turkije-Turk-Turks(e)
Marokko-Marokkaan-Marokkaans(e)
Polen-Pool-Pools(e)

20
Q

profitable

A

winstgevend

Het bedrijf is dit jaar erg winstgevend geweest.
(The company has been very profitable this year.)

21
Q

cheaper energy sources

A

goedkopere energiebronnen

We moeten overstappen naar goedkopere energiebronnen om kosten te besparen.
(We need to switch to cheaper energy sources to save costs.)

Zonne-energie en windenergie worden gezien als goedkopere energiebronnen op lange termijn.
(Solar energy and wind energy are considered cheaper energy sources in the long term.)

22
Q

nuclear energy or atomic energy

A

de kernenergie

Kernenergie is een efficiënte maar controversiële energiebron.
(Nuclear energy is an efficient but controversial energy source.)

Sommige landen investeren veel in kernenergie voor elektriciteitsproductie.
(Some countries invest heavily in nuclear energy for electricity production.)

23
Q

+40 graden –> How is it read?

A

Boven 40 celsius graden

24
Q

hammer

25
Q

drill

26
Q

explosion

A

de ontploffing

27
Q

BV

A

Bekende Vlaming

Jeroen Meus is een bekende Vlaming kok

28
Q

fashion designer

A

de modeontwerper

Ze werkt als modeontwerper voor een bekend merk.
(She works as a fashion designer for a well-known brand.)

De modeontwerper presenteerde zijn nieuwe collectie op de catwalk.
(The fashion designer presented his new collection on the runway.)

29
Q

polar bear

A

de ijsbeer

IJsberen leven in de koude gebieden van de Arctic.
(Polar bears live in the cold regions of the Arctic.)

30
Q

to embrace, to hug –> 3 versie

A

omhelzen
een knuffel geven
knuffelen

Ze omhelsde haar vriendin na een lange tijd.
(She embraced her friend after a long time.)

Kinderen omhelzen vaak hun ouders als ze blij zijn.
(Children often hug their parents when they are happy.)

31
Q

to shake hands –> 2 versie

A

een hand geven
de hand schudden

Na de presentatie schudde hij de hand van de juryleden.
(After the presentation, he shook the hands of the jury members.)

Ze geven elkaar een hand

32
Q

to kiss –> 2 versie

A

kussen
een kus geven

Ze geven een kus op de linkerwang

33
Q

to perform a wai (a traditional Thai greeting that involves placing the palms together in a prayer-like gesture and bowing slightly).

A

een wai maken

Als teken van respect kun je een wai maken bij het ontmoeten van iemand.
(As a sign of respect, you can perform a wai when meeting someone.)

De kinderen leerden om een wai te maken tijdens de culturele les.
(The children learned to perform a wai during the cultural lesson.)

34
Q

to nod your head (basini sallamak) –> 2 versie

A

met je hoofd knikken
een hoofdknik maken

Als je het eens bent, kun je met je hoofd knikken.
(If you agree, you can nod your head.)

Tijdens de presentatie knikte het publiek met hun hoofd om te laten zien dat ze luisteren.
(During the presentation, the audience nodded their heads to show they were listening.)

35
Q

to bend or to bow –> 2 versie

A

buigen
een buiging maken

Hij buigt voor de koning als teken van respect.
(He bows to the king as a sign of respect.)

De takken buigen onder het gewicht van de sneeuw.
(The branches bend under the weight of the snow.)