17.12.2024 Wist je dat...? Flashcards

1
Q

Airport

A

De luchthaven = de vliegveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

To round off / To finish / To conclude

A

Afronden

Meanings and Usage:

  1. To round off (numbers):
    Used when rounding numbers up or down to make them simpler.

Voorbeeld: “Rond het getal 5,78 af naar 6.”
(Round the number 5.78 to 6.)

  1. To finish or conclude (a task or activity):
    Used when finishing up a task, meeting, or process.

Voorbeeld: “We gaan de vergadering afronden.”
(We are going to wrap up the meeting.)

  1. To finalize:
    Often used for completing a project, conversation, or process.

Voorbeeld: “We moeten de presentatie afronden voor morgen.”
(We need to finalize the presentation for tomorrow.)

Conjugation:

Present Tense (Tegenwoordige tijd):

Ik rond af (I finish/round off)

Jij/hij/zij rondt af (You/he/she finishes/rounds off)

Wij/jullie/zij ronden af (We/you/they finish/round off)

Past Tense (Imperfectum):

Ik rondde af (I finished/rounded off)

Wij rondden af (We finished/rounded off)

Perfect Tense (Voltooid deelwoord):

Ik heb afgerond (I have finished/rounded off)

Wij hebben afgerond (We have finished/rounded off)

Sample Sentences:

  1. We ronden de les af om vier uur.
    (We’ll finish the lesson at four o’clock.)
  2. De kinderen hebben de toets afgerond.
    (The children have finished the test.)
  3. Kun je dit bedrag afronden naar het dichtstbijzijnde tiental?
    (Can you round this amount to the nearest ten?)
  4. Laten we het gesprek afronden, het is al laat.
    (Let’s wrap up the conversation, it’s already late.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bride - Groom

A

De bruide - de bruidegom

  1. De bruid zag er prachtig uit in haar witte jurk.
    (The bride looked beautiful in her white dress.)
  2. De bruid en bruidegom gaven elkaar het ja-woord.
    (The bride and groom said “I do” to each other.)
  3. De bruidegom was nerveus voor de ceremonie begon.
    (The groom was nervous before the ceremony started.)
  4. De bruidegom wachtte op de bruid bij het altaar.
    (The groom waited for the bride at the altar.)
  5. De bruidegom droeg een stijlvol pak voor de bruiloft.
    (The groom wore a stylish suit for the wedding.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bride and groom / Wedding couple
Wedding
Wedding day

A

Bruidspaar (Bride and groom / Wedding couple)

Bruiloft (Wedding)

Trouwdag (Wedding day)

Het ja-woord geven (To say “I do”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

To drown

A

Verdrinken

Perfectum: Is verdronken

Imperfectum: Verdronk, verdronken

Usage and Examples:

  1. Het kind dreigde te verdrinken in de rivier.
    (The child was at risk of drowning in the river.)
  2. Hij is helaas verdronken tijdens het zwemmen.
    (Unfortunately, he drowned while swimming.)
  3. Ze waarschuwden voor de sterke stroming om verdrinken te voorkomen.
    (They warned about the strong current to prevent drowning.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Furious / Enraged

A

Woedend

  1. Hij was woedend toen hij het slechte nieuws hoorde.
    (He was furious when he heard the bad news.)
  2. De woedende menigte eiste gerechtigheid.
    (The furious crowd demanded justice.)
  3. Waarom ben je zo woedend? Wat is er gebeurd?
    (Why are you so enraged? What happened?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soldier(s)

A

De soldaat /soldaten

  1. De soldaten marcheerden door de stad.
    (The soldiers marched through the city.)
  2. Tijdens de oorlog vochten veel soldaten voor hun land.
    (During the war, many soldiers fought for their country.)
  3. De soldaten werden uitgezonden naar het oorlogsgebied.
    (The soldiers were deployed to the war zone.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Peace

A

De vrede

  1. Na jaren van oorlog kwam er eindelijk vrede.
    (After years of war, there was finally peace.)
  2. De vredesonderhandelingen waren succesvol.
    (The peace negotiations were successful.)
  3. Laten we in vrede samenleven.
    (Let us live together in peace.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Army

A

Het leger

  1. Het leger werd ingezet om de stad te beschermen.
    (The army was deployed to protect the city.)
  2. Hij zit al tien jaar in het leger.
    (He has been in the army for ten years.)
  3. Het leger trainde de soldaten voor de missie.
    (The army trained the soldiers for the mission.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

To kill

A

Doden

Perfectum: Gedood

Imperfectum: Doodde(n)

Translation 2: The dead (plural noun)

Article: De doden

Usage and Examples:

  1. De soldaten probeerden de vijand te doden. (To kill - verb)
    (The soldiers tried to kill the enemy.)
  2. Tijdens de herdenking eren we de doden. (The dead - noun)
    (During the memorial, we honor the dead.)
  3. Hij heeft de vijand nooit willen doden.
    (He never wanted to kill the enemy.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Disguised / Dressed up

A

Verklede

  1. De kinderen waren verklede als superhelden voor het feest.
    (The children were dressed up as superheroes for the party.)
  2. Hij kwam verklede als een ridder naar het bal.
    (He came dressed as a knight to the ball.)
  3. Tijdens carnaval lopen veel mensen verklede door de straten.
    (During carnival, many people walk through the streets in disguise.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Middle Ages

A

De middeleeuwen

  1. De middeleeuwen waren een periode van ridders en kastelen.
    (The Middle Ages were a period of knights and castles.)
  2. In de middeleeuwen waren er veel oorlogen en ziektes.
    (In the Middle Ages, there were many wars and diseases.)
  3. Schilderijen uit de middeleeuwen tonen vaak religieuze thema’s.
    (Paintings from the Middle Ages often depict religious themes.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Appetite / Desire / Want, enthusiasm

A

De goesting

  1. Heb je goesting om mee te gaan eten?
    (Do you feel like going out to eat?)
  2. Ik heb geen goesting om vandaag te werken.
    (I don’t feel like working today.)
  3. Ze deed alles met veel goesting en plezier.
    (She did everything with a lot of enthusiasm and joy.)
  4. Hij had goesting in een groot stuk taart.
    (He was craving a big piece of cake.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Traveler / Passenger

A

De reiziger

  1. De reizigers wachten op de trein.
    (The travelers are waiting for the train.)
  2. Als reiziger zie je veel van de wereld.
    (As a traveler, you see a lot of the world.)
  3. Hoeveel reizigers zitten er in de bus?
    (How many passengers are there on the bus?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stewardess / Flight attendant (female)

A

De stewardess
“De steward( neutral)

Usage and Examples:

  1. De stewardess helpt de passagiers aan boord van het vliegtuig.
    (The stewardess helps the passengers on board the plane.)
  2. De stewardess vroeg of we iets wilden drinken.
    (The stewardess asked if we wanted something to drink.)
  3. Een stewardess moet vriendelijk en behulpzaam zijn.
    (A stewardess must be friendly and helpful.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Customs (at a border or airport)

A

De douane

  1. De douane controleerde mijn paspoort op de luchthaven.
    (The customs checked my passport at the airport.)
  2. Je moet aangifte doen bij de douane als je iets waardevols invoert.
    (You need to declare valuable items to customs when importing them.)
  3. De douane vroeg of ik iets aan te geven had.
    (The customs asked if I had anything to declare.)
  4. Er stond een lange rij bij de douanecontrole.
    (There was a long line at the customs inspection.)

Common Phrases:

Douanecontrole (Customs inspection)

Douanebeambte (Customs officer)

Douanekantoor (Customs office)

Iets aangeven bij de douane (To declare something at customs)

17
Q

Parade (gecit toreni)

A

De parade

  1. De jaarlijkse parade trok veel bezoekers naar de stad.
    (The annual parade attracted many visitors to the city.)
  2. Tijdens de parade liepen muzikanten en dansers door de straten.
    (During the parade, musicians and dancers marched through the streets.)
  3. De kinderen genoten van de kleurrijke parade.
    (The children enjoyed the colorful parade.)
  4. Er was een militaire parade ter ere van de nationale feestdag.
    (There was a military parade in honor of the national holiday.)
18
Q

Procession, parade (similar to “parade” but often more formal or traditional)

A

De stoet

  1. De begrafenisstoet reed langzaam door de stad.
    (The funeral procession drove slowly through the city.)
  2. Tijdens carnaval was er een kleurrijke stoet met praalwagens.
    (During carnival, there was a colorful parade with floats.)
  3. De stoet van dansers trok veel publiek aan.
    (The procession of dancers attracted a lot of spectators.)
19
Q

Heritage

A

Het erfgoed

  1. UNESCO erkent dit gebouw als cultureel erfgoed.
    (UNESCO recognizes this building as cultural heritage.)
  2. We moeten ons erfgoed beschermen voor toekomstige generaties.
    (We must protect our heritage for future generations.)
  3. De tradities maken deel uit van het immaterieel erfgoed van het land.
    (The traditions are part of the country’s intangible heritage
20
Q

(The Little Man Pee)

A

De Manneken Pis

Usage and Explanation:

Manneken Pis is a famous statue in Brussels, Belgium, depicting a little boy urinating into a fountain. It is one of the city’s most iconic landmarks and has a long history. The statue is often dressed in different costumes for various occasions and celebrations.

Examples of Usage:

  1. Manneken Pis is een van de bekendste bezienswaardigheden in Brussel.
    (Manneken Pis is one of the most famous landmarks in Brussels.)
  2. Toeristen staan vaak in de rij om een foto te maken van Manneken Pis.
    (Tourists often line up to take a photo of Manneken Pis.)
  3. Er is zelfs een museum in Brussel gewijd aan de verschillende kostuums van Manneken Pis.
    (There is even a museum in Brussels dedicated to the various costumes of Manneken Pis.)
21
Q

Structuur van de “Wist je dat…?”

A

Wist je dat + KATAPULT

Wist je dat België 200.000 ton chocolade per jaar produceert?

22
Q

Did you know that it is forbidden in France to kiss on the platform and in the train?

A

Wist je dat het verboden in Frankrijk is om op het perron en in de trein te zoenen?

23
Q

Did you know that the French eat 500 million a year?

A

Wist je dat Fransen 500 miljoen per jaar eten?

24
Q

Turkey is the largest hazelnut exporter of the world

A

Turkije is de grootste hazelnootexporteur ter wereld

25
Q

In the world

A

Ter wereld

Ter is a contraction of “te”, which is a preposition used in combination with a definite article “de”. In this case, it combines with “de” to form “ter”, which translates to “in” or “on” when referring to locations or situations.

Wereld means “world.” It is a feminine noun, so it takes the article “de” (e.g., de wereld = the world).

“Ter wereld” is commonly used to refer to something on a global scale, especially when comparing something to the whole world.

Examples of Usage:

  1. Dit is het grootste museum ter wereld.
    (This is the largest museum in the world.)
  2. Hij is de snelste man ter wereld.
    (He is the fastest man in the world.)
  3. Nederland heeft de beste bloemen ter wereld.
    (The Netherlands has the best flowers in the world.)

Summary:

Ter wereld means “in the world” and is often used to emphasize something that is the best, biggest, or most important in a global context.

26
Q

Om+ te structuur in de KATAPULT

A

Her zaman 2. Bir cumle olarak dusunulur ve ayri yazilir

Wist je dat het verboden is om op het perron en in de trein te zoenen?