2.2 Schizofreniespectrumstorrnissen Flashcards

1
Q

wat is schizofrenie?

A

een chronische psychotische stoornis. kenmerkt zich in een verstoring van gedrag, het denken, de emoties en de waarnemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn er nog meer stoornissen met psychotische belevingen?

A

Ja, bij psychotische depressie of manie en mogelijk als reactie op drugs of medicatiegebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe is het verloop van schizofrenie?

A

premorbide fase
prodromale fase
acute fase
restperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke psychotische stoornissen vallen binnen het schizofreniespectrum (volgens de DSM-5)?

A
  • psychotische stoornis
  • waanstoornis
  • kortdurende psychotische stoornis (1 dag -1 maand)
  • schizofreniforme stoornis (1 maand - 6 maanden)
  • schizoaffectieve (allegaartje van verschillende symptomen. Zowel schizofrenie als depressieve en manische periodes. minder verval dan schizofrenie.)
  • stoornis door drugs en/of medicatie
  • katatonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de prevalentie van schizofrenie?

A
  • meer mannen dan vrouwen
  • bij mannen vooral start tussen 15-25 jaar
  • bij vrouwen vooral start tussen 25-35 jaar
  • 1% van de bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn wanen?

A

gekoesterde denkbeelden welke niet overeenkomen met de algemeen geaccepteerde opvattingen. Patiënt is er niet van af te brengen met logische redenering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

noem een aantal vormen van wanen

A
  • achtervolgingswaanzin
  • betrekkingswaan
  • wanen waarbij je het gevoel hebt dat je aangestuurd wordt
  • grootheidswaan
  • waan uitverkorene
  • waan van de gedachten (uitzenden, inbrengen, onttrekking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de positieve en negatieve symptomen van schizofrenie?

A

positief: breuk met de werkelijkheid. uiting in hallucinaties en wanen.

negatief: verlies of verslechtering van normale functies zoals een gebrek aan emoties of uitdrukking daarvan.

LET OP: negatieve houden langer aan, hebben groter effect en reageren minder op behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een denkstoornis?

A

een symptoom van schizofrenie. een verstoring van het denken waarbij er sprake is van verminderde organisatie, verwerking en beheersing van gedachten.

‘hak op de tak’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is katatonie?

A

het aannemen van ongewone, moeilijk houdingen die wel uren kunnen duren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn hallucinaties?

A

zintuiglijke waarnemingen terwijl de externe prikkeling ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is double-bindcommunicatie?

A

het geven van 2 tegenstrijdige boodschappen binnen een diepe relatie (kind-ouder). Kind doet het nooit goed. uit zich mogelijk in chaotisch en gedesoriënteerd gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de relatie tussen schizofrenie en de hersenventrikels?

A

deze vergrootte ventrikels staan in het teken van achteruitgang of verlies van hersenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is tardieve dyskinesie en hoe ontstaat dit?

A

stoornis met onwillekeurige bewegingen van gelaat, mond, hals, romp en ledematen.

oorzaak: langdurig gebruik van antipsychsotische geneesmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke technieken van de CGT zijn helpend?

A
  • selectieve betrachting van gedrag
  • symbolische economie
  • trainen sociale vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de beste behandeling voor schizofrenie?

A

combinatie van:
- medicatie
- cognitieve therapie
- sociale vaardigheidstraining
- psycho-educatie

zowel voor de persoon als zijn omgeving

17
Q
A