2020 2 Flashcards
Je ziet een 77-jarige patiënt met een progressieve visusdaling en beeldvervorming aan één oog. De visus is 0.25 en verbetert niet met de
stenopeïsche opening.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
cataract
B
natte maculadegeneratie
C
glaucoom
D
achterste glasvochtmembraanloslating
B
natte maculadegeneratie
U ziet een patiënt met uveitis.
Bij welke bijkomende bevinding wordt het waarschijnlijk dat deze uveitis in het kader van de ziekte van Behçet optreedt?
A
vergrote hilaire klieren
B
ankyloserende spondylitis
C
psoriatiforme huidafwijkingen
D
genitale ulcera
D
genitale ulcera
De basale kernen vormen samen met de cerebrale cortex en de thalamus een belangrijk circuit waarin zich verschillende informatiestromen
bevinden (e.g. motorische en limbische loop).
Wat is de belangrijkste inputstructuur van de basale kernen, waarmee deze alle corticale input ontvangen?
A
nucleus subthalamicus
B
striatum
C
globus pallidus
D
substantia nigra
B
striatum
Een 33-jarige MS patiënte gebruikt inmiddels ruim 2 jaar natalizumab (Tysabri®). De ziekte is sindsdien volledig stabiel. Zij is recent op JC virus
antistoffen getest vanwege het inschatten van het risico op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML).
Welke bewering over over het risico op PML bij MS patiënten is juist?
A
JC virus antistoffen worden aangetroffen in het bloed bij ruim de helft van MS patiënten.
B
Een PCR op JC virus DNA in de liquor is weinig specifiek.
C
Natalizumab-geassocieerde PML verloopt bijna zonder uitzondering fataal.
D
Bij natalizumab-geassocieerde PML wordt vrijwel nooit een immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) gezien na het staken van
natalizumab.
A
JC virus antistoffen worden aangetroffen in het bloed bij ruim de helft van MS patiënten.
Bij een 29-jarige man met doorgemaakte zwakte en gevoelsveranderingen aan de benen wordt gedacht aan een myelitis transversa. De vraag is
of dit beeld op zichzelf staat of onderdeel uitmaakt van beginnende multiple sclerose (MS) of neuromyelitis optica spectrum ziekte (NMOSD).
Welke uitspraak over aanvullende diagnostiek in het kader van een verdenking MS of neuromyelitis optica spectrum ziekte NMOSD is juist?
A
Het afbeelden van het myelum bij verdenking NMOSD heeft weinig zin.
B
Een langgerekte myelumlaesie (over meer dan drie wervellichamen) past beter bij NMOSD dan bij MS.
C
Het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor sluit MS vrijwel uit.
D
Het aantonen van anti-aquaporine-4 antistoffen in het bloed sluit NMOSD vrijwel uit.
B
Een langgerekte myelumlaesie (over meer dan drie wervellichamen) past beter bij NMOSD dan bij MS.
Bij een patiënt wordt een VEP (visual evoked potentials) onderzoek uitgevoerd. Hierbij wordt een toename van de latentietijd gezien van vroege
pieken (< 150 msec).
Wat is de meest aannemelijke oorzaak van deze toegenomen latentietijd?
A
een verminderde gevoeligheid van de fotoreceptoren
B
een verminderde myelinisatie van zenuwvezels van de n. opticus
C
een afwijkende organisatie van de visuele cortex
D
een afwijking van het thalamo-corticale projectiesysteem
B
een verminderde myelinisatie van zenuwvezels van de n. opticus
De kniepeesreflextijd kan gemeten worden op basis van spieractiviteit (m.b.v. bewegingsdetectie) en op basis van elektrische activiteit van de
spier (m.b.v. elektromyografie). De gemeten kniepeesreflextijd is in het eerste geval langer dan in het tweede geval.
Welke drie processen dragen bij aan dit verschil?
A
binding van Ca2+ aan troponine
B
prikkelgeleiding via het betrokken alfa-motorneuron
C
synaptische overdracht
D
vrijkomen van Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum
E myosine-actine cross bridge cycling
A
binding van Ca2+ aan troponine
D
vrijkomen van Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum
E myosine-actine cross bridge cycling
Een patiënt heeft na een beroerte moeite met aankleden. Hij trekt zijn overhemd achterstevoren aan en probeert daaroverheen zijn hemd aan te
trekken.
Waar zit de laesie?
A
achter in de dominante hemisfeer
B
achter in de niet-dominante hemisfeer
C
voor in de dominante hemisfeer
D
voor in de niet-dominante hemisfeer
B
achter in de niet-dominante hemisfeer
Een 25-jarige man heeft als jong kind een paar keer een koortsconvulsie doorgemaakt. Onlangs heeft hij meerdere keren een opstijgend gevoel
gehad in de maagstreek zonder verdere verschijnselen. Enkele keren werd dit gevolgd door smakken, friemelen, niet spreken en onrust. Hij
reageert niet meer op de omgeving. Na de aanval is het spreken goed.
Hoe moet u deze aanvallen classificeren volgens de ILAE 2017?
A
focale aanvallen zonder en met verminderde gewaarwording
B
focale en focaal naar bilateraal tonisch clonische aanvallen
C
aanvallen met een gegeneraliseerd begin
D
aanvallen met een niet te classificeren begin
A
focale aanvallen zonder en met verminderde gewaarwording
Een 30-jarige man wordt comateus op de spoedeisende hulp gebracht nadat hij 30 minuten eerder als fietser door een vrachtwagen werd
aangereden. Ademhaling en circulatie zijn normaal en niet bedreigd. Bij neurologisch onderzoek is de linker pupil 6 mm en de rechter pupil 8 mm.
De pupilreflexen op licht en de corneareflexen zijn afwezig.
In welk deel van de hersenen is het meest waarschijnlijk de schade ontstaan die het coma veroorzaakt?
A
cortex cerebri
B
hersenstam
C
hypothalamus
D
Thalamus
B
hersenstam
Een 62-jarige man bezoekt de polikliniek neurologie met in maanden progressie loopstoornissen. Bij neurologisch onderzoek heeft hij een
spastische paraparese van de benen. Bij MRI-onderzoek is er een zwelling van het thoracale myelum over meerdere segmenten. Elders in
hersenen en ruggenmerg zijn er geen afwijkingen. Hij heeft geen antistoffen tegen MOG en aquaporine-4.
Bij welke diagnose passen deze bevindingen het beste?
A
spinale durale arterioveneuze fistel
B
tropische spastische paraparese
C
vacuolaire myelopathie bij AIDS
D
vitamine B12 deficiëntie
A
spinale durale arterioveneuze fistel
Een 72-jarige man heeft sinds enkele dagen een continu aanwezige zwakte van de voetheffers en voetstrekkers.
In welke categorie van aandoeningen is de oorzaak van de zwakte het meest waarschijnlijk te vinden?
A
myastheen syndroom
B
myopathie
C
Neuropathie
C
neuropathie
Bij EMG-onderzoek werden tekenen van axonotmesis gevonden.
Welke stelling is juist?
A
hierbij zijn er denervatieverschijnselen bij naaldonderzoek in de betrokken spieren
B
dit heeft doorgaans een gunstigere prognose dan neurapraxie
C
ondanks de aanwezigheid van motor unit actiepotentialen bij aanspannen is vroege exploratie met eventueel neurochirurgisch herstel
Aangewezen
A
hierbij zijn er denervatieverschijnselen bij naaldonderzoek in de betrokken spieren
Een patiënt presenteert zich met acute slikstoornissen en dubbelbeelden ten gevolge van een herseninfarct.
In welk arterieel stroomgebied bevindt zich dit infarct naar alle waarschijnlijkheid?
A
a cerebri anterior
B
a cerebri media
C
a vertebralis en basilaris
C
a vertebralis en basilaris
Een 70-jarige man komt bij u op het spreekuur. Hij heeft sinds 10 dagen last van een hevige pijn in de rug. De pijn straalt uit vanuit de rug over de
laterale zijde van het bovenbeen naar de mediale zijde van het bovenbeen rechts. De defecatie is ongestoord, bij mictie heeft hij sinds twee jaar
klachten van enige hesitatie. Zijn voorgeschiedenis vermeldt diabetes mellitus, een in opzet curatief behandeld coloncarcinoom en een
idiopathische polyneuropathie. Bij neurologisch onderzoek ziet u een niet zieke man die duidelijk veel pijn heeft. Aan de hersenzenuwen en de
armen geen afwijkingen. De adductoren rechts zijn subtiel zwakker. De kniepees- en achillespeesreflexen zijn ongestoord. U twijfelt of er sprake
is van een radiculair syndroom.
Welke drie testen helpen hier het meest om een radiculair syndroom meer of minder waarschijnlijk te maken?
A
proef van Spurling
B
adductorenreflex
C
proef van Lasegue
D
omgekeerde proef van Lasegue
E
onderzoek van de rechter heup
B
adductorenreflex
D
omgekeerde proef van Lasegue
E
onderzoek van de rechter heup