2018 1 Flashcards
Letsel van welk vat is de meestal de oorzaak van een epidurale bloeding?
A
ankervene
B
arteria meningea media
C
arteria cerebri media
D
vena emissaria
B
arteria meningea media
Van welk deel van het ventriculaire systeem vormt het mesencefalon de wanden?
A
laterale ventrikel
B
derde ventrikel
C
aquaductus cerebri
D
vierde ventrikel
E
canalis centralis
C
aquaductus cerebri
Via de reumatoloog ontvangt u de heer K., 63 jaar. Hij heeft sinds enkele dagen een rood en pijnlijk oog, voornamelijk bij bewegen. De pijn is in de
ochtend het hevigst. Bij inspectie valt een diepe roodheid op, die na toedienen van een druppel fenylefrine niet verdwijnt.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
keratitis
B
episcleritis
C
uveitis posterior
D
Scleritis
D
scleritis
Welke uitspraak over conjunctivitis is JUIST?
A
Conjunctivitis neonatorum wordt door een streptokok of stafylokok veroorzaakt.
B
Een zeer ernstige vorm van allergische conjunctivitis kan leiden tot slechtziendheid.
C
Een adenovirus is een zeldzame oorzaak van een virale conjunctivitis.
D
Systemische behandeling is niet geïndiceerd voor een conjunctivitis t.g.v. chlamydia.
B
Een zeer ernstige vorm van allergische conjunctivitis kan leiden tot slechtziendheid.
Welke oogheelkundige aandoening gaat vooral gepaard met hart- en vaatziekten?
A
acuut glaucoom
B
oculaire hypertensie
C
normale-drukglaucoom
C
normale-drukglaucoom
Wat is het belangrijkste doel van de behandeling van glaucoom?
A
herstel van de visus
B
herstel van de gezichtsveldschade
C
afremmen van de gezichtsveldschade
D
verlaging van de oogdruk
C
afremmen van de gezichtsveldschade
U bent coassistent bij de afdeling oogheelkunde. U ziet de heer K., 50 jaar, vanwege acuut dubbelzien en een hangend bovenooglid links. Hij is die
ochtend hiermee wakker geworden. Hij heeft diabetes mellitus type 2.
Bij inspectie in rust staat het linkeroog in de buitenhoek, het rechter in de middenstand. Er is een ptosis van het linker bovenooglid.
Aan de rechterkant hangt het ooglid niet. De pupillen zijn gelijk van grootte. Bij lichtreacties reageren beide pupillen even goed. Bij het testen van
de oogbewegingen is het rechteroog onbeperkt. De bewegingen van het linkeroog zijn in alle richtingen beperkt, behalve bij het kijken naar links. Bij
het kijken naar rechts ontstaan gekruiste dubbelbeelden.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze uitval?
A
Bellse parese
B
hersenstaminfarct
C
brughoektumor
D
neuropathie nervus oculomotorius
D
neuropathie nervus oculomotorius
Op de spoedeisende hulp wordt de heer S., 75 jaar, binnengebracht. Hij is plotseling in elkaar gezakt, zonder verlies bewustzijn.
De SEH arts constateert een visuele afwijking. Bij onderzoek is de bloeddruk 180/110 mm Hg. Er is een hemiparese rechts (arm meer dan been) en
een centrale facialisparese. Er is een non-fluency afasie en de patiënt merkt u niet op wanneer u rechts van hem staat.
Welke gezichtsveldafwijking moet nu bovenaan staan in de differentiaaldiagnose?
A
rechtszijdige heteronieme hemianopsie
B
rechtszijdige homonieme hemianopsie
C
linkszijdige heteronieme hemianopsie
D
linkszijdige homonieme hemianopsie
B
rechtszijdige homonieme hemianopsie
Als coassistent op de polikliniek oogheelkunde zie je een student op het spoedspreekuur. Hij is naar de poli oogheelkunde doorverwezen van de
SEH waar hij gips voor een gebroken pols heeft gekregen omdat hij gisteravond bij het zappen op zijn mobiel met zijn fiets in de tramrails was
gekomen en vervolgens hard gevallen; de doorverwijzing is vanwege het feit dat de pupillen verschillend van grootte zijn (anisocorie).
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze anisocorie?
A
drugsgebruik
B
ruptuur m. sphincter pupillae
C
Horner syndroom
D
Iritis
B
ruptuur m. sphincter pupillae
Bij oogheelkundig onderzoek meet u een visus op van 1/60.
Wat kan de patiënt nog zien?
A
handbewegingen op 1 meter
B
vingers tellen op 60 meter
C
vingers tellen op 1 meter
D
handbewegingen op 60 meter
C
vingers tellen op 1 meter
Een 4 maanden oud meisje wordt door u gezien op de polikliniek oogheelkunde in verband met een hangend bovenooglid.
U denkt aan een congenitale ptosis.
Welke bewering over congenitale ptosis is juist?
A
Dit komt in de meeste gevallen beiderzijds voor.
B
Er is sprake van lagoftalmie bij omlaag kijken.
C
Er is sprake van een desinsertie van de musculus levator palpebrae.
D
Er is geen verhoogde kans op amblyopie.
B
Er is sprake van lagoftalmie bij omlaag kijken.
U verdenkt een patiënt op klinische gronden van de ziekte van Alzheimer, maar wil dit vermoeden mede op verzoek van de patiënt zelf graag
bevestigen met beeldvormend onderzoek.
Welke beeldvorming van de hersenen kan in deze omstandigheden uw vraag het beste beantwoorden?
A
CT-angiografie met contrast
B
T1-gewogen MRI met contrast
C
T1-gewogen MRI zonder contrast
D
SPECT onderzoek met 123-I Joflupan
C
T1-gewogen MRI zonder contrast
Bij een patiënt wordt een regelmatig EEG-ritme waargenomen met een lage frequentie (1-2 Hz) en een hoge amplitude (100 μV).
In welke stadium van waak of slaap bevindt deze persoon zich waarschijnlijk?
A
wakker, maar op het punt in slaap te vallen
B
REM-slaap
C
NREM-1 slaap
D
NREM-3 slaap
D
NREM-3 slaap
Om de pupilreflex te testen wordt het linkeroog van een patiënt belicht. Er treedt geen pupilreflex op in het linkeroog, maar wel in het rechteroog.
Dit duidt op letsel van:
A
n. II links
B
n. II rechts
C
n. III links
D
n. III rechts
E
n. IV links
F
n. IV rechts
C
n. III links
Wat is de belangrijkste complicatie van een ruimte-innemend proces in de achterste schedelgroeve?
A
ingroei in de schedelbasis
B
compressie van hersenzenuwen
C
hydrocefalus
D
Bloeding
C
hydrocefalus