2-Begroetingen. Begroetingen. Afscheid Flashcards
1
Q
Hallo! Dag!
A
Bonjour!
2
Q
Hallo!
A
Bonjour!
3
Q
Goedemorgen!
A
Bonjour!
4
Q
Goedemiddag!
A
Bonjour!
5
Q
Goedeavond!
A
Bonsoir!
6
Q
Gedag zeggen (groeten)
A
Dire bonjour
7
Q
Hoi!
A
Salut!
8
Q
Het groeten
A
Le salut
9
Q
Verwelkomen (ww)
A
Saluer
10
Q
Hoe is het?
A
Comment ça va?
11
Q
Is er nog nieuws?
A
Quoi de neuf?
12
Q
Dag! Tot ziens!
A
Au revoir!
13
Q
Tot snel! Tot ziens!
A
à bientôt!
14
Q
Vaarwel!
A
Adieu!
15
Q
Afscheid nemen (ww)
A
Dire au revoir
16
Q
Tot kijk!
A
Salut!
17
Q
Dank u!
A
Merci!
18
Q
Dank u wel!
A
Merci beaucoup!
19
Q
Graag gedaan
A
Je vous en prie
20
Q
Geen dank!
A
Il n’y a pas de quoi
21
Q
Geen moeite
A
Pas de quoi
22
Q
Excuseer me, … (informeel)
A
Excuse-moi!
23
Q
Excusser me, … (formeel)
A
Excusez-moi!
24
Q
Excuseren (verontschuldigen)
A
Excuser
25
Zich verontschuldigen
S'excuser
26
Mijn excuses
Mes excuses
27
Het spijt me!
Pardonnez-moi!
28
Vergeven (ww)
Pardonner
29
Maakt niet uit!
C'est pas grave
30
Asjeblieft
S'il vous plaît
31
Vergeet het niet!
N'oubliez pas!
32
Natuurlijk!
Bien sûr!
33
Natuurlijk niet!
Bien sûr que non!
34
Akkoord!
D'accord
35
Zo is het genoeg!
ça suffit!
