17. Parasitologie Flashcards
Hoe leeft een parasiet?
Ten koste van zijn gastheer. In of op gastheer.
Soorten parasieten?
ééncellig: protozoa
meercellig: metazoa
Welke stadia doorlopen parasieten?
Ei, larve, volwassen vorm
> Elke vorm zijn eigen pathogeen vermogen
Twee soorten cyclussen bij parasieten?
Rechtstreeks: van ene naar andere gastheer
Onrechtstreeks: ene gastheer, vector (gastheer waar hij verder ontwikkelt), andere gastheer
Protozoa?
ééncellig
Celkern met DNA
Eet organisch materiaal
Vier groepen protozoa?
Zweepdiertjes
wortelpotigen
trilhaardiertjes
sporediertjes
Trichomonas vaginalis? Waar, ziektebeeld, behandeling?
Zweepdiertje
Leeft in urogenitaal stelsel
Vrouw: overvloedige afscheiding, jeuk, branderig gevoel
Man: asymptomatisch
Antiprotozoaire medicatie en condoomgebruik
Plasmodium falciparum?
Onrechtstreekse cyclus. Vrouwelijke mug nodig om vermenigvuldigingscyclus af te werken
Malaria: hevige koortsopstoten
Toxoplasma gondii?
Toxoplasmose/kattenziekte
Kat = reservoir
Oraal of congenitaal besmet
Goed immuunsysteem: asymptomatisch
Verzwakt immuunsysteem: ernstige ziekten
Congenitaal: oogafwijkingen, mentale retardatie