17. Parasitologie Flashcards

1
Q

Hoe leeft een parasiet?

A

Ten koste van zijn gastheer. In of op gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten parasieten?

A

ééncellig: protozoa
meercellig: metazoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stadia doorlopen parasieten?

A

Ei, larve, volwassen vorm

> Elke vorm zijn eigen pathogeen vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee soorten cyclussen bij parasieten?

A

Rechtstreeks: van ene naar andere gastheer
Onrechtstreeks: ene gastheer, vector (gastheer waar hij verder ontwikkelt), andere gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Protozoa?

A

ééncellig
Celkern met DNA
Eet organisch materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vier groepen protozoa?

A

Zweepdiertjes
wortelpotigen
trilhaardiertjes
sporediertjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Trichomonas vaginalis? Waar, ziektebeeld, behandeling?

A

Zweepdiertje
Leeft in urogenitaal stelsel
Vrouw: overvloedige afscheiding, jeuk, branderig gevoel
Man: asymptomatisch
Antiprotozoaire medicatie en condoomgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plasmodium falciparum?

A

Onrechtstreekse cyclus. Vrouwelijke mug nodig om vermenigvuldigingscyclus af te werken

Malaria: hevige koortsopstoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toxoplasma gondii?

A

Toxoplasmose/kattenziekte

Kat = reservoir

Oraal of congenitaal besmet

Goed immuunsysteem: asymptomatisch
Verzwakt immuunsysteem: ernstige ziekten
Congenitaal: oogafwijkingen, mentale retardatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly