16. Virologie Flashcards

1
Q

Wat is het kleinst gekende infectieus agens?

A

Virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan een virus zelfstandig?

A

Niets.
Leeft in en ten koste van een ander organisme: menselijke/dierlijke cel of bacterie. = waardcel/gastheercel

Geen echte cel, geen eigen stofwisseling,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veroorzaakt een virus altijd een ziekte?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe groot is een virus?

A

20-300nm (miljardste van een meter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom zijn griepvaccinaties moeilijk?

A

Omdat een virus zich snel aanpast en dit ook blijft doen. Steeds weer een nieuw gedaante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten vormen virussen?

A

Animale virussen
Bacteriofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Animale virussen?

A

Menselijke/dierlijke cel als waardcel
- Meestal kubisch, veelhoek, al dan niet spikes
- Soms spiraalvormig
- Soms bedekt met eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bacteriofagen?

A

Bacteriecel als waardcel

Complex virus met bijkomende structuren:
- Kop (DNA)
- Staart
- Voetplaat
- Tentakels
> kopstaartvirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je een rijp, infectieus virusdeeltje?

A

Virion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat een virion?

A

RNA of DNA, omgeven door eiwitmantel/capside.
Capside bestaat uit capsomeren.
Eiwitmantel al dan net omgeven door enveloppe.
Enveloppe al dan niet omgeven door spikes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een naakt virus?

A

Virus met capside, zonder enveloppe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij welke virussen komen enveloppe voor?

A

Dierlijke virussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn spikes?

A

Uitsteeksels van koolhydraat-eiwitcomplexen die alleen passen op receptoreiwitten van hun waardcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke fasen bij vermenigvuldiging virus?

A
  1. Vasthechting aan celwand
  2. Penetratie
  3. Synthese
  4. Rijpingsproces met vorming van nieuwe virussen
  5. Vrijlating van nieuwe virussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek fase 1: vasthechting aan de celwand van virusreplicatie.

A

Virus bindt zich aan specifieke waardcel. Vb HIV op immuuncel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bespreek fase 2: penetratie van virusreplicatie.

A

Dringt cel binnen
Dumpt genetisch materiaal in cel
Meestal dmv fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bespreek fase 3: synthese van virusreplicatie.

A

Waardcel werkt als slaaf: maakt nieuwe viruscomponenten aan voor virus.
Gebruikt zijn eigen bouwstoffen waardoor hij uitgeput raakt en eigen functie niet meer kan uitoefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bespreek fase 5: vrijlating van virusreplicatie.

A

Cel vol nieuwe virussen > barst open en sterft
Nieuwe virussen gaan op hun beurt waardcellen besmetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk soort parasiet is een virus?

A

Obligaat intracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom is het zo lastig om medicatie te vinden voor virussen?

A

Stoffen die groei van virus remmen, remmen ook onze eigen stofwisseling.

Enkel antistoffen hebben een effect maar door mutatie van virussen werken die vaak ook niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kan je een virus classificeren?

A

RNA-virus
1. Gewoon RNA-virus (RNA blijft RNA)
> Met membraan envelop
> Zonder membraan envelop
2. Retrovirus (RNA wordt terug vertaald naar DNA)

DNA-virus
> Met membraan envelop
> Zonder membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Adenovirus - classificatie?

A

DNA-virus

Zonder membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Adenovirus - overdracht?

A

Respiratoir en via handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Adenovirus - ziektebeeld?

A

Verkoudheid, bovenste luchtwegeninfectie
Gastro-enteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Papovavirus - classificatie?

A

DNA-virus

Zonder membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Papovavirus - ziektebeeld?

A

Huidwratten, genitale wratten
Lange termijn bij bepaalde HPV-types baarmoederhalskanker (vaccin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Papovavirus - bekenste type?

A

Humaan papillomavirus met nog verder onderverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Parvovirus - classificatie?

A

DNA-virus

Zonder membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Parvovirus - ziektebeeld?

A

Vijfde kinderziekte: uitslag vuurrode wangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

HepaDNAvirus - classificatie?

A

DNA-virus
Zonder membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

HepaDNA-virus - ziektebeeld?

A

Hepatitis-B virus

Levenslang licht tot ernstige leverfunctiestoornissen
> Levercirrose
> Geelzucht
> leverkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

HepaDNA-virus - overdracht?

A

Bloedcontact
Seksueel contact
Geboorte

1000 keer besmettelijker dan HIV!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Herpesvirus - classificatie?

A

DNA-virus

Met membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

HSV-1?

A

Herpes simplex type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

HSV-1 - overdracht?

A

Zeer besmettelijk tot ze helemaal ingedroogd zijn

Direct en indirect contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

HSV-1 - ziektebeeld?

A

Primo-infectie: koortslip: jeuk, branderig, zwelling, blaasjes, korst
Reactivatie oiv stressvolle stimuli
Blijft levenslang in je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

HSV-1 - risico voor baby’s?

A

Zeer gevaarlijk tot dodelijk.
Hersenvliesontsteking of ontsteking hersenweefsel

Zolang er geen blaasjes in de buurt van baby’s mond komen is er geen reden om borstvoeding te stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

HSV-2 - overdracht?

A

Seksueel contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

HSV-2 - ziektebeeld?

A

Primo-infectie: pijnlijke zweren op penis of baarmoederhals
Recidieven: pijnlijke blaasjes op uitwendige geslachtsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Varicella-zoster virus - classificatie?

A

Herpesvirus: DNA-virus
Met membraan envelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Varicella-zoster virus - overdracht?

A

Direct contact of respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Varicella-zoster virus - ziektebeeld?

A
  1. Waterpokken (primo-infectie)
    > blaasjesuitslag over heel lichaam
    > Virus blijft latent aanwezig in zenuwcellen van het ruggenmerg
    > Verwikkelingen: infectie huidletsels of encefalitis
    > Kan uitgelokt worden door contact met iemand met zona
  2. Gordelroos of zona (heropflakkering)
    > Pijnlijke uitslag op één dermatoom
    > Bij verzwakt afweersysteem
    > Posttherpetische neuralgie mogelijk: lang aanhoudende pijn zelf na genezing
    > Kan uitgelokt worden door contact met iemand met waterpokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Cytomegalovirus - classificatie?

A

herpesvirus: DNA-virus
met membraan enveloppe

44
Q

Cytomegalovirus - pathogenese?

A

Verpsreid zich traag doorheen verschillende weefsels

Te vinden in WBC, speekselklieren en nieren. Symptomatisch: ook lever, longen en centraal zenuwstelsel

Veroorzaakt typische afwijkingen in cellen.

Normale weerstand is nodig om infectie onder controle te houden. Zwakker weerstand: alle organen worden geraakt

Na primo-infectie: latent in monocyten, beenmerg en nierweefsel

45
Q

Cytomegalovirus - incubatieperiode?

A

Besmetting via bloed: 3-8w
Andere besmetting: 4-12w

46
Q

Cytomegalovirus - overdracht?

A

Bij actieve infectie (primo of heropflakkering)

Direct of indirect contact met lichaamsvocht (ook moedermelk). Transplacentair!

Veel seksuele partners: hoger risico.

Hoe ouder je bent, hoe groter de kans dat je besmet bent maar hoe minder virale deeltjes je afgeeft.

47
Q

Hoeveel zwangeren primo besmet met CMV? Hoeveel overdracht naar foetus? En bij reactivatie?

A

2% besmet en gaat over naar 30-40% van de foetussen

Reactivatie: <1%

48
Q

Cytomegalovirus - ziektebeeld?

A

Meestal asymptomatisch

Milde griepsymptomen

49
Q

Cytomegalovirus - transplacentaire overdracht?

A

Besmette leukocyten en inslikken van besmet amnionvocht

Hoe later in de zwangerschap, hoe hoger het risico is op overdracht.

50
Q

Cytomegalovirus - congenitale infectie?

A

Varieert enorm. Kan asymptomatisch zijn maar kan evengoed sterke neurologische afwijkingen veroorzaken.

Symptomatische groep: 80% auditieve beperking, visuele beperking, mentale retardatie…

50% met congenitale infectie heeft gehoorverlies

Hoe hoger de hoeveelheid virale deeltjes in het bloed, hoe erger de gevolgen

51
Q

Cytomegalovirus - moedermelk?

A

Ja, gaat door via moedermelk maar is geen contraindicatie! Tenzij in geval van prematuriteit.

52
Q

Cytomegalovirus - infectie tijdens of kort na geboorte?

A

Zelden symptomen!

Vooral klinische problemen bij congenitale infectie.

53
Q

Cytomegalovirus - serologie?

A

IgG antistoffen bevestigen primo-infectie
IgM antistoffen indiceren een recente infectie

54
Q

Cytomegalovirus - systematische screening?

A

Geen consensus over!
> Leidt niet altijd tot foetale overdracht, en dan nog leidt het niet altijd tot symptomen

=> 1 keer bloedonderzoek in het begin van de zwangerschap. Negatieve vrouwen kunnen dan voorzorgen nemen.

55
Q

Cytomegalovirus - behandeling

A

Zwangerschapsafbreking

Tijdens zwangerschap: geen behandeling mogelijk

Wel onderzoek naar hyper immunoglobines die overdracht kunnen minderen

Antivirale medicatie

56
Q

Cytomegalovirus - risicogroepen?

A

Familie van besmet persoon
Kinderopvang
Personeel die in contact komt met jonge kinderen

57
Q

Cytomegalovirus - preventie?

A

Nog geen deftig vaccin noch consensus over vrouwen of kinderen vaccineren

Strikte hygiëne
Werkverwijdering (discussie over)

58
Q

Epstein-barr virus - classificatie?

A

Herpesvirus - DNA-virus
Met membraanenvelop

59
Q

Epstein-barr virus - overdracht?

A

Speeksel

Ook kissingvirus

60
Q

EBV - ziektebeeld?

A

Kind: keelontsteking
Volwassene: klierkoorts:
Begin: gewone groep
1 week: hoge koorts, ernstige keelontsteking
Weken/maandenlang: ernstige vermoeidheid

61
Q

Poliovirus - classificatie?

A

PicoRNAvirus - RNA-vrus
Zonder membraanenvelop

62
Q

Poliovirus - overdracht?

A

In menselijke faeces
Besmet drinkwater/voedsel
Hoesten, niezen

63
Q

Poliovirus - ziektebeeld?

A

Poliomyelitis: kinderverlamming
Hersenvliesontsteking
Griepachtige symptomen

64
Q

Poliovirus - vaccin?

A

Verplicht in België

Herhalen:
6 jaar
Voor reis naar land waar het nog actief is

65
Q

Hepatitis A- virus - classificatie?

A

PicoRNAvirus - RNA virus
Zonder membraanenvelop

66
Q

Hepatitis A-virus - overdracht?

A

In menselijke faeces
Besmet drinkwater/voedsel

Rechtstreekse overdracht

Incubatietijd van 30dagen

67
Q

HepAvirus - ziektebeeld?

A

Levenontsteking, geelzucht

Hoe ouder, hoe ernstiger

68
Q

HepAvirus - vaccin?

A

Standaard voor kinderen

Aangeraden bij reis naar onhygiënisch gebied

69
Q

Rhinovirus - classificatie?

A

PicoRNAvirus - RNA virus

Zonder membraanenvelop

70
Q

Rhinovirus - Ziektebeeld?

A

Verkoudheid

71
Q

Rhinovirus - pathogenese?

A

Ontzettend veel soorten, contante mutatie
Overal aanwezig
Veroorziekt ziekte bij plotse afkoeling van slijmvliezen

72
Q

Rhinovirus - behandeling?

A

Kan niet goed tegen warmte > stoom inhaleren

73
Q

Rotavirus - classificatie?

A

Reovirus - RNA-virus
Zonder membraanenvelop

74
Q

Rotavirus - overdracht?

A

Feco-oraal
Zeer besmettelijk
Faeces, braaksel, handcontact, speelgoed…

75
Q

Rotavirus - ziektebeeld?

A

Vooral bij jonge kinderen
Braken, diarree > dehydratatie

76
Q

Rotavirus - behandeling?

A

ORS, infuus, vaak ziekenhuisopname
Drinken met elektrolyten!

Vaccin wordt aanbevolen

77
Q

Influenzavirus - classificatie?

A

Orthomyxovirus - RNA-virus
Met membraan envelop

(en uitsteeksels)

78
Q

Influenzavirus - overdracht?

A

Respiratoir

79
Q

Influenzavirus - ziektebeeld?

A

Infectie luchtwegen
Verkoudheid, koorts, hoofdpijn, hoest, keelpijn, spierpijn…

Vaak bacteriële bijbesmetting

80
Q

Influenzavirus - pathogenese?

A

Seizoensgebonden epidemisch
Types ABC
A meest voorkomend en pathogeen met 3 subgroepen

81
Q

Antigenic shift?

A

Virus A en virus B mengen RNA in waardcel

> virus C ontstaat

82
Q

Antigenic drift?

A

Virus A muteert uit zichzelf naar virus B

83
Q

Bofvirus - classificatie?

A

Paramyxovirus - RNA-virus

met membraan envelop

84
Q

Bofvirus - overdracht?

A

Respiratoir

85
Q

Bofvirus - pathogenese?

A

Nestelt zich in oorspeekselklier > zwelling (dikoor)

86
Q

Bofvirus - ziektebeeld?

A

Koorts, dikke wang/hals
Pijn in en achter oor, keelpijn

Meningitis, orchitis (teelbalontsteking > onvruchtbaarheid)

87
Q

Bofvirus - vaccin?

A

Bof-mazelen-rubella aan 15maanden

88
Q

Mazelenvirus - classificatie?

A

Paramyxovirus - RNA-virus
met membraan envelop

89
Q

Mazelenvirus - overdracht?

A

Respiratoir

90
Q

Mazelenvirus - ziektebeeld?

A

Rubeola/mazelen
> Donkerrode vlekkerige huiduitslag en conjunctivitis. Koplikvlekken.

Ernstig! Hoge koorts, hersenvliesontsteking

91
Q

RSV-virus - classificatie?

A

Paramyxovirus - RNAvirus
met membraan envelop

92
Q

RSV-virus - overdracht?

A

Nies-, hoest-, slijmdruppels

93
Q

RSV - ziektebeeld?

A

Jonge zuigelingen: bronchiolitis
Oudere kinderen en volwassenen: verkoudheid

94
Q

RSV - lange naam?

A

Respiratory syncytial virus

95
Q

Rubellavirus - classificatie?

A

Togavirus - RNAvirus
met membraan envelop

96
Q

Rubellavirus - overdracht?

A

Respiratoir

97
Q

Rubellavirus - ziektebeeld?

A

Onschuldige kinderziekte: lichtrode fijnvlekkerige huiduitslag (rodehond)

Ernstiger: transplacentaire overdracht.
Eerste 4 maanden van zwangerschap: congenitale rubella: neurobiologische stoornissen, doofheid, blindheid…

98
Q

Rubellavirus - preventie?

A

Preconceptioneel testen op antistoffen en eventueel vaccineren.

15 maanden: bof-mazelen-rubella

99
Q

HIV - lange naam?

A

Humaan immunodeficiëntievirus

100
Q

HIV - classificatie?

A

RNA-virus: Retrovirus

101
Q

HIV - soorten?

A

HIV 1 en HIV 2

102
Q

HIV - pathogenese?

A

Vernietiging van CD4+ lymfocyten

Ziektebeeld/doodsoorzaak meestal door opportunistische infecties.

103
Q

Verloop van HIV-besmetting?

A
  1. Window-periode
    > Periode tussen besmetting en conversie. Niet te onderzoeken of persoon besmet is
  2. Seroconversie
    > 2-12 weken na besmetting
    > Lichaam maakt antistoffen aan
    > Koorts, moeheid, gezwollen lymfeklieren
  3. Latentieperiode
    > Ook asymptomatische periode
    > Jarenlang (6-8)
    > Onactief, geen ongemakken
  4. Eerste symptomen
    > Ook symptomatische periode
    > 1-2 jaar
    > Herpes, aften, eczeem…
  5. ARC
    > Sommigen slaan deze fase over
    > 6m-1j
    > Aids related complex
    > Gewichtsverlies, vermoeidheid, diarree, koorts, schimmels in mond
    > Snelle verzwakking immuunsysteem
  6. AIDS
    > Kan zeer kort of zeer lang duren
    > Lichaam kan zich niet meer verdedigen tegen ziekteverwekkers => gezondheidstoestand snel achteruit
    > Veel ziekenhuisopnames
    > Immuunstelsel begeven > patiënt sterft
104
Q

HIV - overdracht?

A

Hoge concentratie: bloed, sperma, vaginale afscheiding en moedermelk
Lage concentratie: speeksel, tranen, urine

Onveilig seksueel contact
injectie/infusie besmet bloed of prikaccident
Geboorte of borstvoeding

105
Q

Wat als je een prikaccident hebt bij een HIVpatiënt?

A

Combinatie van antiretrovirale middelen nemen.

> VERKLEINT risico van infectie, sluit NIET uit