11. Mijn stad Flashcards
1
Q
elf
A
eleven
2
Q
het station
A
the train station
3
Q
het vliegvelf
A
the airport
4
Q
de brandweerkazerne
A
the fire station
5
Q
het politiebureau
A
the police station
6
Q
het hotel
A
the hotel
7
Q
de bioscoop
A
the cinema
8
Q
de winkel
A
the shop
9
Q
het kinderdagblijf
A
the kindergarden
10
Q
het tankstation
A
the gas station
11
Q
de haven
A
the habor
12
Q
de fabriek
A
the factory
13
Q
de bank
A
the bank
14
Q
het ziekenhuis
A
the hospital
15
Q
het restaurant
A
the restaurant
16
Q
het postkantoor
A
the post office
17
Q
de school
A
the school
18
Q
de straat
A
the street
19
Q
In welke stad woon jij?
A
Which city do you live in?
20
Q
Ik woon in Oirschot.
A
I live in Oirschot.
21
Q
Eris woont in Chengdu.
A
Eris lives in Chengdu.
