10. Persoonlijkheid Flashcards

1
Q

Persoonlijkheid volgens Sullivan

A

The relatively enduring pattern of interpersonal situations whick characterize a human life

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoonlijkheid volgens de docent

A

The particular combination of emotional, attitudinal en behavioural response patterns of an individual

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type A persoonlijkheid

A
  • Hostiliteit
  • Competatief
  • Tijdsspecifiek
  • Sociaal dominant
  • Extravert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Type D persoonlijkheid

A

Vaker een angstige binding
Binnenvetter
Negatief affect (+ met neuroticisme)
Sociale inhibitie (- met extraversie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Big 5

A

Neuroticisme
Extraversie
Opennes
Conscientieusheid
Agreeablebess

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 manieren om verbanden te onderzoeken

A
  • Prevalentie
  • Incidentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prevalentie

A

Hoe vaak komt het voor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Incidentie

A

Hoe vaak gaat het voorkomen in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type D heeft 2x zoveel kans op…

A

Metabool syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biologische factoren voor CVD

A

Overgewicht
Hoog slecht cholesterol
Laag goed cholesterol
Hoge bloeddruk
High fasting glucose levels
Diabetes
Metabool syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oxidate stress komt bij

A
  • Roest
  • Bij veel vrije radicalen en minder antioxidanten
  • Roken en slecht eten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke neurotransmitters hebben invloed op het sympatische zenuwstelsel

A

Adrenaline
Noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke neurotransmitters hebben invloed op het parasympatische systeem

A

Acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de stress mediators bij type D persoonlijkheid?

A

Chronisch verhoogde epinephrine
Chronisch verhoogd cortisol
Autonomische inbalans
Inflammatie
Oxidative stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neuroticistische mensen hebben meer kand op…

A

Hogere mortaliteit
Gerelateerd aan cardiac gebeurtenissen
Ervaren van meer somatische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Negatieve affectiviteit

A

De neiging om negatieve emoties te ervaren

17
Q

NA

A

Negatieve affectiviteit

18
Q

SI

A

Sociale inhibitie

19
Q

Sociale inhibitie

A

De neiging om expressies van emoties te remmen in sociale interacties

20
Q

Prevalentie type D

A

Algemene populatie 13-25%
Cardiale populaties 25-35%

21
Q

HPA-as

A

Hypothalamus pituitary adrenal as

22
Q

Hypothalamus pituitary adrenal as

A
  1. De hypothalamus geeft CRH af aan de hypofyse
  2. De hypofyse geeft ACTH af aan de adrenal cortex
  3. De adrenal cortex maakt cortisol aan
  4. De cortisol werkt remmend op de hypothalamus
23
Q

Smith paper

A

Neuroticisme en negatieve affectiviteit worden geassocieers met een verminderde levensduur en een verhoogde incedentie van objectief diagnosticeerbaarde ernstige ziekten