1. Prenatale ontwikkeling 2 Flashcards
Cephalocaudal growth:
de groei begint bij het hoofd en gaat daarna naar beneden (richting de benen)
Proximal-distal growth:
de groei begint met centrale (bijv. interne organen) gebieden en gaat daarna naar de externe gebieden, zoals bijv. armen en benen
De prenatale ontwikkeling bestaat uit drie fases (trimesters):
zygote, embryo en foetus.
GERMINALE FASE (zygote):
de eerste twee weken. Dit is de fase van zwangerschap datbegint met het vormen van een zygote, door de bevruchting van de eicel, en eindigt ermee dat de zygote zich nestelt in de baarmoederwand (zeven dagen later). De placenta en navelstrengzijn er al wel in deze fase en mitose komt ook al voor.
EMBRYONALE FASE (embryo):
de derde tot de 8e week. De embryo groeit gedurende deze 5 weken 2 miljoen % in grootte. Tijdens deze fase is er een verdere ontwikkeling van de vruchtzak (amniotic sac), de placenta en de navelstreng (umbilical cord).
In de embryonale fase ontwikkelt het embryo drie lagen van innerlijke massa:1.Endoderm (intern) 2.Mesoderm 3.Ectoderm (extern):
In de 4e week zal het hoofd van het embryo vorm krijgen, waarna ook de neus, ogen en mond.In de 5e week zullen er zich knoppen verschijnen, die zich later tot armen en benen ontwikkelen. Aan het einde van deze periode zal de embryo als mens herkenbaar zijn: het gezicht zal details krijgen, vingers en tenen zullen ontwikkeld zijn en de externe geslachtsdelen zijn aanwezig.
Endoderm (intern):
maag-darmkanaal, luchtpijp, bronchiën, klieren, vitale organen zoals de longen, lever en alvleesklier2
Mesoderm:
spieren, skelet, binnenste huidlaag, bloedsomloop en uitscheidingssysteem
Ectoderm (extern):
zenuwstelsel, sensory cells, haar, nagels, tanden, buitenste huidlaag
Vruchtzak:
bevat het ontwikkelende organisme en beschermt het organisme tegen fysieke shocks en temperatuurverschillen.
Placenta (moederkoek):
het orgaan dat bij zoogdieren tijdens de zwangerschap aangemaakt wordt door het embryo in de baarmoeder. De placenta vormt een scheiding tussen de bloedsomloop van de moeder en de bloedsomloop van het embryo. Voedingsstoffen gaan van de moeder naar het embryo door middel van de placenta. Afvalstoffen gaan dezelfde weg terug. Ook worden hormonen en antistoffen door de placenta uitgewisseld. Er is geen direct contact tussen de bloedsomlopen van moeder en kind
Navelstreng:
een buis van bloedvaten dat samen met de placenta het organisme en de moeder met elkaar in verbinding brengt. Het draagt voedingsstoffen en zuurstof naar de embryo. Het verwijdert kooldioxide en afvalstoffen
FEUTALE FASE (foetus):
het begin van de derde maand tot aan de bevalling. Er is in deze fase een snelle ontwikkeling van spieren en het centrale zenuwstelsel. Aan het einde v/d 3e maand heeft de foetus alle lichaamsdelen. Aan het einde v/d 4e maand voelt de moeder de foetus voor het eerst schoppen. Aan het einde v/d 5e maand komen reflexen (zoals zuigen en slikken) tevoorschijn. Bij 6 maanden kunnen de ogen open en dicht.
Age of Viability
(22-26 weken): een fase in de prenatale ontwikkeling waarin de foetus dusdanig ontwikkeld is, dat als het nu geboren zou zijn, hij/zij een kans van overleven heeft