خرید لباس Flashcards
Proberen
(آزمایش کردن)
• Wil je dit nieuwe model proberen?
(میخواهی این مدل جدید را امتحان کنی؟)
Inpakken
(بستهبندی کردن)
• Wil je dit als cadeau laten inpakken?
(میخواهید این را به عنوان هدیه بستهبندی کنیم؟)
Meenemen
(با خود بردن)
• Mag ik deze tas meenemen?
(میتوانم این کیف را با خود ببرم؟)
Ontdekken
(کشف کردن)
• Ik heb een leuke winkel ontdekt.
(یک فروشگاه خوب پیدا کردم.)
Controleren
(بررسی کردن)
• Controleer de kwaliteit van de stof.
(کیفیت پارچه را بررسی کن.)
Afdingen
(چانه زدن)
• Kun je hier afdingen?
(میتوانی اینجا چانه بزنی؟)
Vergelijken
(مقایسه کردن)
• Vergelijk de prijzen voordat je koopt.
(قبل از خرید، قیمتها را مقایسه کن.)
veranderen
(تغییر دادن)
• Ik wil mijn stijl een beetje veranderen.
(میخواهم سبک خود را کمی تغییر دهم.)
Openen
(باز کردن)
• Open je tas en pak je portemonnee.
(کیفت را باز کن و کیف پولت را بردار.)
Behouden
(نگه داشتن)
• Wil je de bon behouden?
(میخواهید رسید را نگه دارید؟)
Sluiten
(بستن)
• Sluit de rits van je jas.
(زیپ کاپشنت را ببند.)
Uittrekken
(درآوردن)
• Ik trek mijn schoenen uit bij de deur.
(کفشهایم را دم در در میآورم.
Aantrekken
(پوشیدن)
• Trek je jas aan, het is koud buiten.
(کاپشنت را بپوش، بیرون سرد است.)
Retourneren
رِیتورنیرن
(پس فرستادن)
• Kan ik dit product retourneren?
(میتوانم این محصول را پس بدهم؟)
Verkrijgen
(دریافت کردن)
• Waar kan ik een kortingscode verkrijgen?
(از کجا میتوانم یک کد تخفیف بگیرم؟)
Proefkopen
(خرید آزمایشی)
• Kunnen we dit proefkopen?
(میتوانیم این را آزمایشی بخریم؟)
Beoordelen
(ارزیابی کردن)
• Hoe beoordeel je deze winkel?
(چگونه این فروشگاه را ارزیابی میکنی؟)
Presenteren
(ارائه کردن)
• De nieuwe collectie wordt morgen gepresenteerd.
(مجموعه جدید فردا ارائه میشود.)
Vervangen
(جایگزین کردن)
• Kan ik deze riem vervangen?
(میتوانم این کمربند را جایگزین کنم؟)
Maatnemen
(اندازه گرفتن)
• Laat je maat nemen voor een perfect pak.
(برای یک کتوشلوار عالی اندازه بگیر.)
Combineren
(ترکیب کردن)
• Hoe combineer ik deze blouse met een rok?
(چگونه این بلوز را با یک دامن ترکیب کنم؟)
Afrekenen
(حساب کردن)
• Ik wil graag afrekenen.
(میخواهم حساب کنم.)
Proefpassen
(پرو آزمایشی کردن)
• U kunt hier proefpassen.
(میتوانید اینجا پرو کنید.)
Shoppen
(خرید کردن)
• Ik ga morgen shoppen.
(فردا میروم خرید.)
Ontwerpen
(طراحی کردن)
• Deze jurk is ontworpen door een bekende ontwerper.
(این لباس توسط یک طراح معروف طراحی شده است.)
Matchen
(هماهنگ کردن)
• Deze schoenen matchen goed met je jas.
(این کفشها با کاپشن تو خوب هماهنگ هستند.)
Adviseren
(توصیه کردن)
• Wat adviseer je voor een feestje?
(برای یک مهمانی چه چیزی توصیه میکنی؟)
Voelen
(لمس یا احساس کردن)
• Voel hoe zacht deze stof is!
(حس کن که این پارچه چقدر نرم است!)
Verkrijgen
(به دست آوردن)
• Waar kan ik deze schoenen verkrijgen?
(از کجا میتوانم این کفشها را بخرم؟)
Repareren
(تعمیر کردن)
• Kun je deze broek repareren?
(میتوانی این شلوار را تعمیر کنی؟)
Maken
(درست کردن)
• Deze jas is in Italië gemaakt.
(این کاپشن در ایتالیا ساخته شده است.)
Dragen
(پوشیدن)
• Ik draag graag comfortabele kleding.
(من دوست دارم لباس راحت بپوشم.)
Strijken
(اتو کردن)
• Moet ik deze blouse strijken?
(باید این بلوز را اتو کنم؟)
Wassen
(شستن)
• Hoe moet ik deze trui wassen?
(چگونه باید این پلیور را بشویم؟)
Duren
(طول کشیدن)
• Hoe lang duurt de levering?
(ارسال چقدر طول میکشد؟)
Vinden
(پیدا کردن)
• Ik heb een mooie jurk gevonden.
(یک لباس زیبا پیدا کردم.)
Zoeken
(جستجو کردن)
• Ik zoek een zwarte jas.
(من به دنبال یک کاپشن مشکی هستم.)
Verzenden
(ارسال کردن)
• Wij verzenden binnen twee dagen.
(ما ظرف دو روز ارسال میکنیم.)
Ontvangen
(دریافت کردن)
• Ik heb mijn bestelling ontvangen.
(سفارشم را دریافت کردم.)
Bestellen
(سفارش دادن)
• Ik wil deze schoenen online bestellen.
(میخواهم این کفشها را آنلاین سفارش دهم.)
Kiezen
(انتخاب کردن)
• Ik kan niet kiezen tussen deze twee jurken.
(نمیتوانم بین این دو لباس انتخاب کنم.)
Ruilen
(تعویض کردن)
• Kan ik deze jas ruilen voor een andere maat?
(میتوانم این کاپشن را با یک سایز دیگر تعویض کنم؟)
Terugbrengen
(برگرداندن)
• Kan ik deze blouse terugbrengen?
(میتوانم این بلوز را برگردانم؟)
Betalen
(پرداخت کردن)
• Ik wil met pin betalen.
(میخواهم با کارت پرداخت کنم.)
Kosten
(قیمت داشتن)
• Hoeveel kost deze trui?
(این پلیور چقدر قیمت دارد؟
Proberen
(امتحان کردن)
• Ik wil deze schoenen proberen.
(میخواهم این کفشها را امتحان کنم.)
Passen
(پرو کردن)
• Mag ik deze broek passen?
(میتوانم این شلوار را پرو کنم؟)
Verkopen
(فروختن)
• De winkel verkoopt mooie jurken.
(این فروشگاه لباسهای زیبایی میفروشد.)
Kopen
(خریدن)
• Ik wil een nieuwe jas kopen.
(من میخواهم یک کاپشن جدید بخرم.)