خرید لباس Flashcards

1
Q

Proberen

A

(آزمایش کردن)

• Wil je dit nieuwe model proberen?
(می‌خواهی این مدل جدید را امتحان کنی؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Inpakken

A

(بسته‌بندی کردن)

• Wil je dit als cadeau laten inpakken?
(می‌خواهید این را به عنوان هدیه بسته‌بندی کنیم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meenemen

A

(با خود بردن)

• Mag ik deze tas meenemen?
(می‌توانم این کیف را با خود ببرم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontdekken

A

(کشف کردن)

• Ik heb een leuke winkel ontdekt.
(یک فروشگاه خوب پیدا کردم.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Controleren

A

(بررسی کردن)

• Controleer de kwaliteit van de stof.
(کیفیت پارچه را بررسی کن.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afdingen

A

(چانه زدن)

• Kun je hier afdingen?
(می‌توانی اینجا چانه بزنی؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vergelijken

A

(مقایسه کردن)

• Vergelijk de prijzen voordat je koopt.
(قبل از خرید، قیمت‌ها را مقایسه کن.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veranderen

A

(تغییر دادن)

• Ik wil mijn stijl een beetje veranderen.
(می‌خواهم سبک خود را کمی تغییر دهم.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Openen

A

(باز کردن)

• Open je tas en pak je portemonnee.
(کیفت را باز کن و کیف پولت را بردار.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behouden

A

(نگه داشتن)

• Wil je de bon behouden?
(می‌خواهید رسید را نگه دارید؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sluiten

A

(بستن)

• Sluit de rits van je jas.
(زیپ کاپشنت را ببند.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uittrekken

A

(درآوردن)

• Ik trek mijn schoenen uit bij de deur.
(کفش‌هایم را دم در در می‌آورم.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aantrekken

A

(پوشیدن)

• Trek je jas aan, het is koud buiten.
(کاپشنت را بپوش، بیرون سرد است.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Retourneren
رِیتورنیرن

A

(پس فرستادن)

• Kan ik dit product retourneren?
(می‌توانم این محصول را پس بدهم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verkrijgen

A

(دریافت کردن)

• Waar kan ik een kortingscode verkrijgen?
(از کجا می‌توانم یک کد تخفیف بگیرم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Proefkopen

A

(خرید آزمایشی)

• Kunnen we dit proefkopen?
(می‌توانیم این را آزمایشی بخریم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beoordelen

A

(ارزیابی کردن)

• Hoe beoordeel je deze winkel?
(چگونه این فروشگاه را ارزیابی می‌کنی؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Presenteren

A

(ارائه کردن)

• De nieuwe collectie wordt morgen gepresenteerd.
(مجموعه جدید فردا ارائه می‌شود.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vervangen

A

(جایگزین کردن)

• Kan ik deze riem vervangen?
(می‌توانم این کمربند را جایگزین کنم؟)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Maatnemen

A

(اندازه گرفتن)

• Laat je maat nemen voor een perfect pak.
(برای یک کت‌وشلوار عالی اندازه بگیر.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Combineren

A

(ترکیب کردن)

• Hoe combineer ik deze blouse met een rok?
(چگونه این بلوز را با یک دامن ترکیب کنم؟)

22
Q

Afrekenen

A

(حساب کردن)

• Ik wil graag afrekenen.
(می‌خواهم حساب کنم.)

23
Q

Proefpassen

A

(پرو آزمایشی کردن)

• U kunt hier proefpassen.
(می‌توانید اینجا پرو کنید.)

24
Q

Shoppen

A

(خرید کردن)

• Ik ga morgen shoppen.
(فردا می‌روم خرید.)

25
Ontwerpen
(طراحی کردن) • Deze jurk is ontworpen door een bekende ontwerper. (این لباس توسط یک طراح معروف طراحی شده است.)
26
Matchen
(هماهنگ کردن) • Deze schoenen matchen goed met je jas. (این کفش‌ها با کاپشن تو خوب هماهنگ هستند.)
27
Adviseren
(توصیه کردن) • Wat adviseer je voor een feestje? (برای یک مهمانی چه چیزی توصیه می‌کنی؟)
28
Voelen
(لمس یا احساس کردن) • Voel hoe zacht deze stof is! (حس کن که این پارچه چقدر نرم است!)
29
Verkrijgen
(به دست آوردن) • Waar kan ik deze schoenen verkrijgen? (از کجا می‌توانم این کفش‌ها را بخرم؟)
30
Repareren
(تعمیر کردن) • Kun je deze broek repareren? (می‌توانی این شلوار را تعمیر کنی؟)
31
Maken
(درست کردن) • Deze jas is in Italië gemaakt. (این کاپشن در ایتالیا ساخته شده است.)
32
Dragen
(پوشیدن) • Ik draag graag comfortabele kleding. (من دوست دارم لباس راحت بپوشم.)
33
Strijken
(اتو کردن) • Moet ik deze blouse strijken? (باید این بلوز را اتو کنم؟)
34
Wassen
(شستن) • Hoe moet ik deze trui wassen? (چگونه باید این پلیور را بشویم؟)
35
Duren
(طول کشیدن) • Hoe lang duurt de levering? (ارسال چقدر طول می‌کشد؟)
36
Vinden
(پیدا کردن) • Ik heb een mooie jurk gevonden. (یک لباس زیبا پیدا کردم.)
37
Zoeken
(جستجو کردن) • Ik zoek een zwarte jas. (من به دنبال یک کاپشن مشکی هستم.)
38
Verzenden
(ارسال کردن) • Wij verzenden binnen twee dagen. (ما ظرف دو روز ارسال می‌کنیم.)
39
Ontvangen
(دریافت کردن) • Ik heb mijn bestelling ontvangen. (سفارشم را دریافت کردم.)
40
Bestellen
(سفارش دادن) • Ik wil deze schoenen online bestellen. (می‌خواهم این کفش‌ها را آنلاین سفارش دهم.)
41
Kiezen
(انتخاب کردن) • Ik kan niet kiezen tussen deze twee jurken. (نمی‌توانم بین این دو لباس انتخاب کنم.)
42
Ruilen
(تعویض کردن) • Kan ik deze jas ruilen voor een andere maat? (می‌توانم این کاپشن را با یک سایز دیگر تعویض کنم؟)
43
Terugbrengen
(برگرداندن) • Kan ik deze blouse terugbrengen? (می‌توانم این بلوز را برگردانم؟)
44
Betalen
(پرداخت کردن) • Ik wil met pin betalen. (می‌خواهم با کارت پرداخت کنم.)
45
Kosten
(قیمت داشتن) • Hoeveel kost deze trui? (این پلیور چقدر قیمت دارد؟
46
Proberen
(امتحان کردن) • Ik wil deze schoenen proberen. (می‌خواهم این کفش‌ها را امتحان کنم.)
47
Passen
(پرو کردن) • Mag ik deze broek passen? (می‌توانم این شلوار را پرو کنم؟)
48
Verkopen
(فروختن) • De winkel verkoopt mooie jurken. (این فروشگاه لباس‌های زیبایی می‌فروشد.)
49
Kopen
(خریدن) • Ik wil een nieuwe jas kopen. (من می‌خواهم یک کاپشن جدید بخرم.)
50
51