zwemmen Flashcards

1
Q

algemeen zwemonderwijs

A
  1. vragen
    - wat moet geleerd worden
    - in welke volgorde = methodiek
    - hoe het best = didactiek
  2. fasen
    - wategewenning
    - aanleren van zwemslagen & keerpunten
    - vervolmaking van zwemslagen
  3. factoren die keuzes beinvloeden
    - doel
    - visie op motorische leren
    - leeftijd van kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

watergewenning

A
  1. doelen
    - wennen aan biomechanische aspecten van water = druk & weerstand
    - lichaamsbesef & watergevoelontwikkellen
    - evenwicht houden
    - creëren van basis om verschillende zwemslagen aan te leren
    –> water gewenning moet altijd aanwezig zijn VOOR zwemtechniek te leren
  2. ideale leersituatie
    - voldoende tijd = maakt niet uit hoe snel kind leert zwemmen
    - genoeg herhalen = vaak al verleerd na half jaar
    - water waar kinderen kunnen staan
    - niet te grote groep
  3. soorten drijven
    - statisch = leren ontspannen & ademhalen
    - dynamisch = leren stuwen met drijfmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hulpmiddelen bij water gewenning

A
  1. drijfmaterialen
    - niet tijdens water gewenning = weinig bijdrage & belemmeren van proprioceptie
    - gebruik bij te grote groep = veiligheid
    –> ook in ondiep water!
    - indien kind na lang oefenen nog steeds niet kan zwemmen
    - kinderen met handicap
    –> kan ook zonder drijfmiddelen = halliwick methode
  2. opdoen stuwervaring
    - verticale houding
    - draaien rond breedte-as
    - onderwater
    - progressie naar zelfstandig drijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leren voortbewegen

A
  1. algemeen
    - wennen aan weerstand van water
    - leren stuwen met voeten & handen
    - water gevoel = weerstand gebruiken om te verplaatsen
  2. verticale houding
    - start
    - lopen met & zonder handen
    - weerstand variëren door snelheid & houding armen
  3. horizontale houding
    - enkel bij voldoende onderwater ervaring
    - handen gebruiken voor stuwing
    - rest probeert weerstand zo klein mogelijk te houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

andere ervaringen zwemmen 1

A
  1. ademhalen
    - voelt anders aan door druk
    - inhouden van ademhaling
    - controle van belang voor ontspanning
  2. draaien
    - lengte as = oriënteren in water
    –> trainen in verticale houding
    - breedte as = verschillende posiites kunnen aanemen
    –> trainen door te gaan zitten, vallen & opstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

andere ervaringen zwemmen 2

A
  1. onder water
    - gevoel van veiligheid
    - leren moet vrijwillig gebeuren
    - pas indien vorige ervaringen goed zijn
  2. te water gaan = verlagen van schrik om in water te vallen
  3. drijven
    - statisch = ontspannen liggen
    –> moet niet perse horizontaal blijven
    - dynamisch = bewegen
    –> moet horizontaal blijven om weinig weerstand te erveren
    - door inademing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overlevingszwemmen

A
  1. koud water
    - kleren aanhouden
    - minder bewegelijkheid = meer kans op overleven bij niet bewegen
    - HELP houding = heat escape lessening posture
  2. perongelijk in water komen
    - oriënteren & kalmblijven
    - naabootjes maar altijd ook voor veiligheid
    - progressie naar moeilijkere situaties
  3. in water = water trappen
    - functioneel indien armen voor iets anders kunnen gebruikt worden
    - symmetrische
    - assymetrische
    - eerst zwemslagen aanleren door gelijkenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verblijven in water

A
  1. drijven = met & zonder hulpmiddelen
    - energie besparend & warmte verlies voorkomen
    - lichaamsdelen die snelafkoelen beschermen
  2. bestrijden van kramp
    - door te koud water & vermoeidheid
    - vooral in voet, kuit, tenen & vingers
    - bestrijden door afwisselen rekken & ontspannen
  3. oriënteren = boven & onder water
    - schuing stroom afwaarts zwemmen naar oever
    - draaikolk = vermijden
    –> indien in = meegaan tot diepste punt & van daaruit naar boven gaan
    - licht & geluid
    - helderheid & diepte water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

parameters die redding bepalen

A

= eigen veiligheid heeft altijd voorrang

  1. omgeving
    - aard van & afstand tot oever
    - aard van water vb: temp & stroming
    - duisternis
  2. drenkeling
    - leeftijd & gestalte
    - toestand & reactie
  3. redder
    - leeftijd & gestalte
    - fysieke fitheid
    - kennis & kunnen van redding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ladder van gevaar voor redder

A

laag risico
1. toespreken
2. werpen
3. reiken
4. waden
5. roeien
6. naderen zonder contact
7. vervoeren met hulpmiddel
8. vervoeren zonder hulpmiddel
hoog risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

droge vs zwemmende redding

A
  1. droge redding
    - werpen, rijken & waden (in ondiepe blijven)
    - steeds oogcontact houden, spreken & kalmeren
    - indien waden = zelf contact met voorwerp of iemand die op vaste land staat
    - bij werpen rekening houden met stroming = niet direct naar persoon werpen
  2. zwemmende redding
    - ALTIJD hoger risico
    - enkel indien droge redding niet mogelijk, redder het kan & situatie het toe laat
    - droge redding niet mogelijk = geen beschikking redding materiaal, buiten breik of onder water opp.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderdelen reddende zwemming

A
  1. te water gaan
    - onbekend ondiep water = voorwaards inglijden
    - onbekend diep water = rugwaards inzakken
    - onbekend hoge wal = ladder
    - bekend water = voeten eerst rechte sprong
    - bekend water op 2-3m = reddersprong
    - bekend water op meer dan 3m = hurksprong
  2. in het water
    - continu boven water naar drenkeling kijken
    - indien gezonken = eendenduik
    - zoeken onderwater zonder bril door tasten = niet botsen maar wel geen stuwing
    - bovenhalen = schuin-achter opwaarts komen is makkelijker
  3. uit het water = praktijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aquajogging

A
  1. aquajogging
    - altijd in diepe water
    - dragen van wet belt
    - vaak combinatie met andere fitness oefeningen
  2. aquarobics
    - heup of borstdiep water
    - gebruik van muziek voor tempo aan te geven
    - aquadance, aquakids & aquasteps
    - gebruik van materiaal voor grotere weerstand
  3. materiaal
    - altijd eerst opp. door eigen lichaam vergroten vb: handen open
    - wave-web = handschoenen
    - halter die drijft
    - beenkappen = cuffs die drijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wetenschap achter aquafitness

A
  1. algemeen effect onderwater
    - dalen HF met 10 = max wordt 210-leeftijd
    - stijgen van bloeddruk = mensen met hypertensie niet volledig onderwater vb: oderen
  2. verschillen in VO2max op water
    - temperatuur = HF stijgen bij water alles onder 30°C
    –> nooit hoger gaan
    - waterdiepte = druk op thorax
    - vaardigheid van deelnemers
    - uitvoering van oefenignen ≈ intensiteit
    - snelheid van beweging = zelfde inspanning niveau water = 2X land
  3. spieren
    - enkel uithouding trainen
    - zowel agonisten als antagonisten continu
    - lopen op grond = excentrisch & concentrisch
    - lopen in water = voor al excentrisch
    –> geen vervanger!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

klachten zwangere vrouwen dat water verlicht

A
  1. relaxine
    - verzwakt lig & gewrichten
    - nut = meer speling sarcoiliacaal
    –> kan zorgen voor assymetrie
    - combinatie met hoger gewicht = klachten
  2. rugklachten
    - anteversie van bekken
    - lage rugpijn door overbelasting spieren
    - pijn tussen schouderbladen door compensatie
    –> circulatoire oefeningen in water
    - pijn in bil door druk baby op ischiadicus
  3. VC-syndroom
    - flauwvallen in ruglig
    - in water voorkomen door minder gewicht van baby
    - indien toch = zijlig vb: zeemansslag
  4. klachten waar water geen effect op heeft
    - krampen = stretchen
    - spataders = klein effect door vc bij koude
    - zwelling van neusslijmvlies = door mond in & uitademen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spieren trainen zwangere vrouwen

A
  1. buikspieren
    - extreem rekken bij zwangerschap
    - nieuwe functie = ondersteunen baarmoeder & andere organen
    - buikspier oefeningen beter gedoseerd in water
    - reactie = harde buik door samentrekking baarmoeder
    –> geen contra-indicatie van oefenignen!
  2. bekkenbodem spieren
    - krachtig & elastisch houden = toename van druk beter opvangen
    - circulatie verbeteren
    - slechte functie = waterverlies of zwaar gevoel
    - vooral training op land en mogelijk AANVULLEND in water
17
Q

andere dingen om rekening mee te houden bij zwangere vrouwen

A
  1. maag & blaas
    - klachten over oprisperingen & maagzuur
    - door hormonale veranderingen, druk op maag van baby & slechter sfincter functie
    - weinig eten voor zwemles maar ook niet met honger
    - koude = stimuleren van nierwerking + druk op blaas van baby
    –> vaker naar toiler
  2. vliezen
    - als water gebroken is niet meer zwammen
    - te hoge kans op infectie
    - indien breken tijdens = onmiddelijk uit & naar kraamkliniek
  3. voorwaarden zwemmen
    - geen problemen door zwangerschap
    - meestal begin 3e maand & kan tot einde!
    - hogere water temp = 30°
    - geen andere zwemmers = privacy & veiligheid
18
Q

algemeen zwangerschapszwemmen

A
  1. algemeen
    - 1 groep = bewegingsvormen
    - 1 groep = zwem & drijfoefeningen
    - doelen = lichamelijke & geestelijke ontspanning
    - in & uit water gaan moet voorzichtig bij aanstaande mama’s
    - manier van uitvoeren < doel van bewegen
  2. voorwaarden voor beweging
    - drijven & efficient hierna opstaan
    - evenwichten vinden & houden
    - draaien rond lengte as
    - ademhaling kunnen aanpassen
19
Q

zwemslagen bij zwangerschapszwemmen

A
  1. schoolslag
    - kan holle rug veroorzaken = snel afwisselen
    - goed voor ademhaling & borstspieren
  2. crawl & vlinder slag
    - nauwelijks gebruiken
    - gespannen bewegen = tegengestelde van doel
    - niet afwijzen van mensen die toch willen
  3. eenvoudige rugslag
    - toffe houding = bekken achterover kantelen
    - goed voor combiantie ademhalingstechnieken
  4. samengestelde rugslag
    - stuwbeweging armen = diepe uitademing mond
    - mogelijk holle rug
  5. zeemansslag
    - zijlig & schaarbeweging
    - bovenste arm naar voor = inademen met neus
20
Q

mogelijkheden babys & peuters

A
  1. 2 stormingen
    - zichzelf leren redden
    - bevorderen motorische ontwikkeling
  2. evolutie bij zwemen
    - zwemreflex = onvrijwillige beweging samen met ademsluitreflex
    - rudimentair benen & armen strekken/buigen
    - 3 jarige = vooral beenbewegingen
    - 5 jarige = vooral armbewegingen
  3. zichzelf redden
    - kinderen houden van water & zich hiervan weghouden heeft tegenovergesteld effect
    - ademsluitreflex geen effect indien tijdens uitademing in water komen
    –> snel nog proberen inademen & verslikken
    - baby kan drijven in ruglig aangelerd worden om op hulp te wachten
    - snelle hulp moet altijd gebeuren
21
Q

effect van zwemmen met babys & peuters

A
  1. negatief gezondheid
    - mond zal altijd contact maken
    - openbare zwembaden = goed gecontroleert
    - alle andere zwembaden hoger risico
    - toch WEL verschil in afwezigheid op school tussen zwemmende & niet zwemmende kinderen
    –> niet door infecties maar door huidproblemen
    - vbl hoge ph, chloor, oorontstekingen, ..
  2. positief gezondheid
    - ademhalingscontrole
    - cardiovasculair
    –> HF verhoogt ook door drukte, lawaai, …
    - bevorderen van slaap
    - hogere eetlust
    - zelfde effecten bij bad thuis
22
Q

aandachtpunten zwemmen met baby’s

A
  1. temperatuur
    - baby koelt snel af
    - in water = 31° nog steeds 0,2°C per kwartier kerntemp afname
    - lucht temp altijd 2°C hoger
    - in beweging blijven
  2. ouders
    - mogelijkheid van verhogen sociaal contact
    - badtijd = voorloper van zwembad
    –> mee experimenteren
  3. contra-indicaties
    - navelstreng nog niet volledig herstelt
    - harkwalen
    - nierontsteking
    - epilepsie
    - slikproblemen
23
Q

zwemmen aanleren babys

A
  1. in bad thuis
    - water gewenning
    - kan nog niet zitten = ruglig
    - langzaam hoger volume
    - langzaam lagere temperatuur = wennen voor zwembad
    - baby houd altijd ogen open onderwater = niet negatief op reageren
  2. zwembad = basiselementen
    - te water gaan
    - drijven & ademhaling
    - draaien
    - onderwater & overleven
    - voortbewegen
    - water treppelen is niet haalbaar
24
Q

lichamelijke aspecten van veroudering

A

senioren = iedereen boven 50j

  1. botten
    - na 50j is afbraak hoger als productie
    - vrouwen sneller door oestrogeen
    - voorkomen door lichamelijke activiteit
    - zwemmen hier weinig effect op maar meer bij ondiep water
    - wel gunstig door minimale kans op vallen
  2. gewrichten
    - dunner kraakbeen & minder elastisch BW rond gewricht
    - door klachten minder bewegen = vicieus
    - onbelaste rustige bewegingen over volledige ROM = ideaal in water
  3. spieren
    - algemene atrofie & selectief type II
    - vertragen van atrofie door beweging in water
    - ook rekken van spieren
    - minder last van overgewicht in water = lager blessure risico
25
Q

zwemmen met senioren

A
  1. beginsituatie
    - ongeoefend = watergymnastiek voor 65+
    - opnieuw beginnen = herhalen technieken & introductie van nieuwe mogelijkheden
    - goefend = overstappen naar nieuwe bewegingsvormen
    - sporters = vooral op mentaal aspect werken = persoonlijke mogelijkheden die vermidneren
  2. risico’s bij sporters
    - specifieke gezondheid klachten waardoor gestopt/verminderd
    - aangepast programma nodig
  3. oefenvormen
    - banen zwemmen met focus op duur
    - bewegen op muziek = voor motivatie op begin niveau
    - ontspannen bewegen in water vb: Ai Chi = langzame bewegingen met grote ROM
26
Q

gehandicapten

A
  1. algemeen
    - bewegingen maken die op land onmogelijk zijn
    - therapeutische & preventieve doelen = tegengaan immobilisatie
    - sociaal-integratie motief
    - transport naar zwembad vaak moeilijk
  2. biomechanische aspecten
    - handicap kan verandering in soortelijjke dichtheid & lichaamsvorm zijn
    –> onevenwicht in water
    - combinatie met van nature weinig evenwicht = aandacht
27
Q

rotaties van bepaalde pathologiën

A
  1. rotatie breedte-as
    - spina bifida
    - dwarsleasie
    - dubbele been amputatie
    - spastische diplegie
    - bechterew
    - parkinson
  2. rotatie lengte-as
    - hemiplegie = kant van minder volume
    - arm/borst amputatie
    - scoliose
    - prothese
    - polio
  3. rotatie rond meerdere
    - hoge beenampuatie
    - ernstige scoliose
    - athetose
    - spastische quadriplegie
28
Q

MMS aandoenignen

A
  1. reumatische aandoeningen
    - chronische pijn in spieren, lig, bot & gewrichten
    - vermindere belastbaarheid
    - vb: ziekte van bechterew
    –> verbeningen tussenwervelschijf = minder grote lognen = meer zinken = moeilijkheden met horizontale houdeing
  2. orthopedische aandoeningen
    - afwijking in vorm van gewrichten of botten = scoliose
    - soms secundair van andere aandoeningen = cp & spierdystrofie
    - amputaties & implantaties beinvloeden evenwicht
29
Q

neurologische aandoeningen

A
  1. neurologische aandoeningen
    - spierspanning & coordinatie = balans & houding problemen
    - snel & adequaat reageren verstoord
  2. kinder neurologische aandoeningen
    - nog moelijker omdat nog geen ervaring
    - zelfstandiger kunnen bewegen dan op drogen
    - spina bifida = benen drijven gemakkelijk
    –> makkelijk horizontaal, moeilijk vertikaal
    - spierdystrofie = makkelijk drijven door vet toename & spier afname
30
Q

halliwick methode

A

= 10punten programma

  1. geestelijke aanpassing & zelfstandigheid
  2. evenwicht controle
    - 2 rotatiecontrole diepte-as = sturen door hoofd
    - 3 rotatiecontrole breedte-as = eerst gaan liggen op buik & terugkomen
    - 4 rotatiecontrole lengte-as = vaak moeilijk met ademcontrole
    - 5 rotatiecontrole gecombineerde-as
    - 6 ervaren van opwaartse kracht = verhogen van zelfvertrouwen door ademhaling
    - 7 evenwicht in rust vanuit verschillende positief
    - 8 zweven met behulp van turbulente stroom door begeleider
  3. beweging
    - 9 simpele voortbeweging = stuwing op ruglig
    - 10 basis Halliwick zwemslag = in ruglig dubbele overhaal