biomechanica van rolstoelrijden Flashcards

1
Q

algemeen rolstoel rijden

A
  1. transport
    - zware & inefficiënte vorm
    - OL = zware inspanningen met repetiieve vaardigheden
    - BL = kracht in combinatie met precisie
    –> anatomische bouw arm hier niet voor gemaakt
  2. optimaliseren van rolstoel
    - omgeving
    - rolstoeltechnische eigenschappen
    - afstemming van rolstoel = interface
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitwendige belasting van rolstoel

A
  1. krachten
    - Po = (Frol + Fint + Flucht + Fhelling + ma) x V
    - Po = uitwendig te leveren vermogen
    - Frol = rolweerstand op wielen
    - Fint = rolweerstand binnen rolstoel
    - Flucht = luchtweerstand
    - Fhelling = zwaartekracht
    - ma = vermogen voor versnelling
  2. gevolg
    - leiden samen tot totale uitwendige kracht
    - prestatie verbeteren = uitwendige kracht verminderen
    - opbouw van rolstoel vaak indoor om omgevingsfactoren te minimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rolwrijving

A
  1. energie
    - 90% verloren door vervorming van banden tegen vloer
    - 10% verloren door contact wrijving
  2. factoren
    - gewicht van atleet & rolstoel: lager = minder wrijving
    - straal van wielen: groter = minder wrijving
    –> hogere wrijving op voorwielen: meer gewicht op achterwielen zetten
    - stand van wielen = camber hoek
  3. bandenspanning
    - hoger = minder wrijving
    - op zachte grond = te hoog snijd dieper in = wrijving
    - optimale setting zachte grond = 5-6bar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interne wrijving & luchtweerstand

A
  1. interne wrijving
    - meestal klein
    - worden in algemeen bij wielwrijving geteld
    - afh van frame: vouwrolstoel > vaste frame
    - afh van aandrijvingsmechanisme
  2. luchtweerstand
    - afh van snelheid
    - vooral hoge snelheid sporten = handbiken, whelling (+ basket, rugby, …)
    - afh van vorm stoel, grootte & breedte atleet
    –> houding & stoel optimaliseren
  3. onderhoud
    - nodig voor bewegingsvrijheid & confort
    - vooral stijgen van interne wrijving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belastbaarheid

A
  1. motor van de rolstoel
    - parameters om te weerspiegelen
    - VO2max
    - POmax = aëroob vermogen
    - P30 = anaëroob vermogen
    –> gemiddeld vermogen over 30sec
    - F
  2. nut = parameters gebruiken om trainingschema op te bouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interfacing van rolstoel

A
  1. algemeen
    - aanpassen van geometrische & technische eigenschappen
    - aan fysieke & antropometrische kenmerken
  2. onderdelen
    - aandrijfsystemen
    - overbrengverhouding
    - zithoogte & -houding
    - camber
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

biomechanisch onderzoek

A
  1. methoden
    - cinematografische opnamen
    - opto-elektronische metingen in laboratoria
    - speciaal gebouwde ergometers
  2. kinematische modellen van propulsie
    - meestal 2D
    - circulair bewegingspatroon van hand, pols, elleboog (+schouder)
    - schouder bijna geen beweging maar meeste kwetsuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aandrijfsystemen

A
  1. hoepel = meest gebruikt maar minst efficiënt
  2. eenarmige hefboom
    - hoge belasting voor cardiovasculair stelsel
    - geen dode punten van krachtoverbrenging
    - sportmateriaal = bijna nooit gebruikt
  3. (hub)crank
    - pedalen systeem zoals fiets
    - bij handbikes
    - eenvoudige overbrening & continue arbeid
  4. voordelen crank systeem
    - geen remmende krachten bij aan- & loskoppelen
    - geen negatief handmoment
    - verbeterend richten van kracht
    - neutrale positie pols & hand
    - betere verdeling spiermassa = zowel trek- als duwkrachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overbrengverhouding

A
  1. algemeen
    - kleinere diameter hoepel ≈ zwaardere versnelling
    –> meer kracht bij start maar hogere maximale snelheid
    - gemiddelde diameter = 34-38cm
  2. snelheid hoepel zelf
    - lager ≈ zwaardere versnelling
    - meer & gerichter kracht leveren
    - betere verhouding van taaklast over meerdere spiergroepen
  3. FEF fraction effective force
    - effectieve kracht = loodrecht op straal van hoepel
    - continu hoepel contact door combinatie lichaampositie & kleine hoeleps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

camber

A
  1. scheefstand van wielen
    - grotere camberhoek = meer verschil tussen afstand wielen bovenaan & onderaan
    - geen effect op O2opname, HF & mechanische efficientie
    –> werd eerst gedacht door meer energie van armen zijwaarts verplaatsen op top positie
  2. verschillen spiergebruik in neutrale vs grote camber hoek
    - geen verschil deltoideus = zijwaarts brengen armen
    - arm beweegt passief zijwaarts door gesloten keten
  3. factoren die wel effect hebben op efficiëntie
    - hoepeldiameter & buisdiameter
    - antislipmateriaal op buis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zithoogte

A
  1. ellebooghoek
    - optimum = 110° flexie op top van hoepel
    - beste kracht-lengteoriëntatie van spier
    - meest efficiënte beweging
  2. wielpositie
    - massazwaartepunt dichter bij wiel as = kleinere verliezen
    - optimum = schouder 7,5cm voorbij wielas
    - hangsamen met zit & rugleuning hoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zithouding

A
  1. evolutie van rolstoelen
    - vroger traditionele 90°-90°-90° houding
    - aandrijfhoepels werden kleiner = moest ook lager zitten
    - beter aerodynamisch
    - evolutie naar langzit houding = voeten naar voor met knieën meer dan 90°
    - daarna overgegaan naar opgetrokken knieën = bovenbeen op 30° tov. verticale
  2. bag-zit = knie-borst-houding
    - verdere evolutie
    - opgetrokken knieën met bovenbenen horizontaal & onderbenen ondersteund
    - gevangen zitten in stoel = veel stabieler
    - maximale krachtoverbrenging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voordelen van bag-zit op techniek

A
  1. stabiliteit
    - vroeger bij langzit = slecht door rompstabiliteit
    - hogere kniepositie = gebrek aan voorwaartse stabiliteit uitgeschakelt
    –> liggen op bovenbenen
    - op maat gemaakte rolstol
  2. aandrijftechniek
    - romp vaker schuin = tegenwerken van opwaartste beweging van romp bij duwen
    –> groter draaimoment door zwaartekracht
    - hoofdvoorover buigen = nog meer
    - hoge achterwaartse armzwaai = butterfly techniek
    - recuperatie fase = uitrekken van pectoralis major & deloideus
    –> voorspanning die zorgt voor krachtige contraactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voordelen van bag-zit op fysiologie

A
  1. ademhalingscadans
    - ademhaling laten samen vallen met propulsie
    - gebruik maken van opgetrokken knien om uit te ademen
  2. veneuze pooling
    - verminderen door druk van bovenlichaam op benen
    - meer bloed beschikbaar voor atieve spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voordelen van bag-zit op eigenschappen rolstoel

A
  1. rolweerstand
    - minder gewicht op voorwielen
    - achterwaarste verplaating van benen
  2. zijwaartse gevoeligheid
    - bij zijwaartse helling van wegdek
    - beperken door kleinere afstand van zwaartepunt & achteras
  3. stuurcorrectie
    - compact & gevangen zitten
    - verminderde stuurcorrectie moeten uitvoeren
    - in combinatie met minderdruk op voorwielen
  4. luchtweerstand
    - kleindere frontale dwarsdoorsnede
    - skinsuits toepassen = pas effectief bij 21km/h
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aandrijftechniek

A
  1. onderdelen
    - 1/3 propulsiefase = aandrijvingsfase
    - 2/3 recuperatiefase = herstel fase
  2. propulsie fase
    - begin bij contact maken met hoepel = 45° van hoepel
    –> 0° = topdeadcenter van boven
    - duwen tot 180-225° afh van armlengte & hoepel diameter
  3. herstelfase
    - loskomen aan onderkant
    - hoge achterwaartse armopzwaai = butterfly techniek
    - voorwaarste handbeweging voor opnieuw contact
17
Q

contact hand x hoepel

A
  1. trigger grip
    - gebogen wijsvinger tegen binnenzijde hoepel
    - begin = aanslaan met duimmuis, bijna gebalde vuist
    - tijdens = pols fixeren
    - eind = fixatie onderbreken & flip of hand
    –> pronatie met palmair flexie
  2. hulpmiddelen voor betere grip
    - tape aan vingers
    - dunne hoepels met tape
    - handschoenen
18
Q

de handbike

A

= keuze afh van soort gebruik

  1. tussen aankoppel handbikes = 5e wiel
    - gemakkelijk vervoer voor dagelijkse verplaatsingen & revreatief
    - elektro-ondersteuning = goed voor mensen met ook BL beperkt of heuvels
  2. vastframe handbikes
    - meeer sportgericht
    - laag gewicht, maximale snelheden & laag energie verlies
    - vaak aankoop zoals hobby fiets
19
Q

gebruik handbike

A
  1. doelgroep
    - iedereen waarvan armen gebruiken makkelijker is als benen
    - ook voor evenwichtstoornissen
    - marginal wheelchair users = zowel BL & OL aangetast
  2. pedalen = symmetrisch
    - anders beginnen slingeren = onveilig & inefficiënt
    - grotere kracht mogelijk in romp & schouders
  3. stand van handvaten
    - horizontaal of scheef
    - scheve = ergonomische pedalen
    –> geen ulnaire deviatie = minder polsblessures
    - quadriplegie = niet kunnen trekken dus pedalen waar hand aan wordt vastgemaakt
20
Q

nut handbike

A
  1. transport
    - 3-6x hogere snelheid = 10-36km/h
    - niet afwijken naar laagste kant baan
  2. spiergebruik
    - afwisselende ontspannen & opspannen van spieren
    - minder overbelasting schouder & carpal tunnel (door extreme polsbewegingen)
    - minder voorover gebogen = minder deformatie van wervelkolom