Zwangerschap - eerste trimester Flashcards

1
Q

Uit welke fasen bestaan het eerste trimester?

A

klievingsdelingen, morulavorming, blastocytvorming, innestelling/nidatie, amnionvorming, gastrulatie en vorming kiembladen, placentatie, embryogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn klievingsdelingen?

A

Een reeks celdelingen direct na de bevruchting. Er worden genetisch identieke dochtercellen gevormd die steeds kleiner worden; de blastomeren (blast=voorloper +meros = deel) +/- 30 uur na de bevruchting is de
1e deling voltooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de morulavorming?

A

Drie dagen na de bevruchting is het embryo een morula (massief bolletje van cellen) lijkend op een moerbij (morula=moerbij).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de blastocytvorming?

A

Het geheel van blastomeren wordt een blastocyste genoemd; een holle bol met een binnenste holte -> de blastokele.
Trofoblast – de buitenste laag van de blastokele (trofo=voedsel, blast= voorloper) deze laag biedt voeding aan het embryo.
Embryoblast – een groep cellen wat bij elkaar ligt in de blastocyst, hieruit zal het embryo ontstaan. Gedurende deze tijd wordt de zona pellicuda afgestoten en komt de blastocyste in contact met vloeistof in de baarmoederholte. Deze vloeistof is rijk aan glycogeen, wat door klieren in het endometrium (baarmoederslijmvlies) wordt afgegeven. Dit voorziet de blastocyst van voedingsstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de innestelling/nidatie?

A

Het begint wanneer het oppervlak van de blastocyste dat het dichts bij de embryoblast ligt tegen de bekleding van de baarmoederwand aankomt en daaraan vasthecht. Bij contact ondergaan de oppervlakkige cellen snelle celdelingen, waardoor de trofoblast dikker wordt. Cellulaire trofoblast – cellen die het dichts bij de binnenkant van de blastocyst liggen.
Nabij de baarmoederwand verdwijnen de celmembranen van de trofoblast waardoor een laag cytoplasma ontstaat met celkernen (syncytiotrofoblast). Dag 10 – het herstel is compleet en de blastocyste is niet meer in contact met de baarmoederholte.
De syncytiotrofoblast blijft het endometrium ingroeien -> klieren van de baarmoederwand verdwijnen -> voedingsstoffen komen vrij -> trofoblast neemt deze op en via diffusie door voedingsstromen naar embryo. Vanuit de trofoblast ontwikkelen villi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de amnionvorming?

A

De embryoblast maakt zich los van de trofoblast. Er ontstaat een met vloeistof gevuld compartiment -> amnionholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gastrulatie en vorming van kiembladen?

A

Op dag 12 onstaat een 3e cellaag. Cellen van embryoblast die tegen de amnionholte liggen verplaatsen richting middenlijn (primitieve streep) gaan omlaag en komen tussen 2 lagen. De 3 lagen zijn (primaire kiembladen):

  • ectoderm, buitenste laag, in contact met vruchtwater
  • endoderm, laag tegen de blastokele aan
  • mesoderm, middelste laag migrerende cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontstaat er uit de ectoderm?

A

huid en zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstaat er uit de endoderm?

A

spijsvertering en inwendige organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ontstaat er uit de mesoderm?

A

het bloed, skelet, de spieren, het bindweefsel, urogenitaal stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke vliezen bestaan de vruchtvliezen?

A

dooierzak, amnion, allantois, chorion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de dooierzak?

A

Het eerste vruchtvlies dat onstaat (10e dag), vormt een blaas binnen de blastokele. Mesodermcellen migreren rond deze blaas en voltooien de vorming. Bloedvaten binnen het mesoderm ontstaan en dooierzak wordt plaats voor de vorming van bloedcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het amnion?

A

Het bestaat uit ectoderm en mesoderm. Ectodermcellen verspreiden over het binnenste oppervlak van amnionholte, mesodermcellen vormen een buitenste laag hieromheen. Bevat vruchtwater dat het embryo tegen
schokken beschermd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het allantois?

A

De blaas van entoderm en mesoderm die vanaf embryo uitstrekt. Uit basis ontstaat de urineblaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het chorion?

A

Dit ontstaat wanneer mesodermcellen een laag vormen onder de trofoblast waardoor de trofoblast van de blastokele wordt gescheiden. In het begin kunnen voedingsstoffen makkelijk via diffusie het embryo bereiken maar naarmate de afstand groter wordt beginnen in het mesoderm van het chorion bloedvaten te ontstaan wat het embryo met de trofoblast verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de placentatie?

A

Vindt plaats wanneer bloedvaten in het chorion ontstaan rond de buitenkant van de blastocyste. 3e week -> mesoderm loopt langs alle villi van het trofoblast. In villi ontstaan embryonale bloedvaten -> bloedsomloop begint wanneer het hartje klopt (week 3). Wanden bloedvaten breken af, moederlijk bloed stroomt door de bloedruimten. Bloedvaten chorion lopen hier langs en gassen en voedingsstoffen diffunderen heen en weer.

17
Q

Wat is de embryogenese?

A

De vorming van het embryo. Na de gastrulatie maakt het embryo zich los van de kiemschijf en ontwikkeld inwendige organen. De hoofdplooi en de staartplooi ontstaan.

18
Q

Hoe komt het dat een zwangere bij 7 weken al heel veel moet plassen?

A

Aan het begin van de zwangerschap maakt de foetus al veel afvalstoffen en de nieren van de moeder gaan extra werken om deze afvalstoffen via haar urine te verwijderen. Hierdoor wordt er extra veel urine geproduceerd.

19
Q

Wanneer vind de innesteling plaats?

A

Op dag 6

20
Q

Waar vinden de eerste klievingsdelingen plaats?

A

In het oviduct (eileider).