ZO's Flashcards
alle weken
Bij welke restrictieve aandoeningen verwacht je een normale diffusiecapaciteit en longcompliantie?
bij extraparenchymale afwijkingen, zoals aandoeningen van de pleura, thoraxdefromaties en bij neuromusculaire afwijkingen
Wat zijn kenmerkende bevindingen van longfunctieproeven bij diffuse interstiële longfibrose
lage FEV1
lage FVC
kleine TLC
Welke antwoorden zijn juist:
De hypoxemie bij diffuse interstitiële longfibrose:
- verergert meestal bij inspanning
- wordt deels veroorzaakt door ventilatie-perfusiestoornissen
- kan deels worden verklaard door een gestoorde diffusie
- hangt gewoonlijk samen met de CO2-retentie
Hypoxemie verergert meestal bij inspanning, wordt deels veroorzaakt door ventilatie-perfusiestoornissen en kan deels worden verklaard door een gestoorde diffusie
Welke antwoorden zijn juist?
De diffusiecapaciteit voor CO bij interstitiële longfibrose:
- is meestal aanzienlijk kleiner
- vertoont bij inspanning een abnormaal kleine stijging
- vermindert deels door verdikking van de alveolo-capillaire membraan
- vermindert deels door vernietiging van longcapillairen
- daalt pas in een laat stadium van de ziekte
De diffusiecapaciteit voor CO is meestal aanzienlijk kleiner, vertoont bij inspanning een abnormaal kleine stijging, vermindert deels door verdikking van de alveolo-capillaire membraan en vermindert deels door vernietiging van longcapillairen
wat zijn de kenmerkende bevindingen van longfunctieproeven bij ernstige scoliose?
Hypoxie, een grotere ademarbeid dan normaal en een verhoogde druk in de longarteriën
Wat beperkt de opname van zuurstof het meest?
inspanning en verdikking van de alveolaire wand door ziekte
Wat is de meest uitgesproken verandering van de mechanische eigenschappen van de longen bij longfibrose?
een afname van de longcompliantie
Welke uitspraken zijn juist?
- De capillaire CO-spanning is vrijwel nul van het begin tot het eind van de capillair door de sterke binding met het hemoglobine.
- De capillaire N2O spanning is zeer snel gelijk aan de alveolaire N2O spanning, omdat lachgas niet bindt aan het hemoglobine.
- Het transport van CO door de alveolo-capillaire membraan is afhankelijk van de diffusie eigenschappen van de wand en van de perfusiesnelheid.
- Het transport van N2O door de alveolo-capillaire membraan is afhankelijk van de diffusie eigenschappen van de wand en van de perfusiesnelheid.
- Het transport van CO door de alveolo-capillaire membraan is onafhankelijk van de perfusiesnelheid.
- Het transport van N2O door de alveolo-capillaire membraan is alleen afhankelijk van de perfusiesnelheid.
De capillaire CO-spanning is vrijwel nul van het begin tot het eind van de capillair door de sterke binding met het hemoglobine,
de capillaire N2O spanning is zeer snel gelijk aan de alveolaire N2O spanning, omdat lachgas niet bindt aan het hemoglobine,
het transport van CO door de alveolo-capillaire membraan is onafhankelijk van de perfusiesnelheid en
Het transport van N2O door de alveolo-capillaire membraan is alleen afhankelijk van de perfusiesnelheid
Factoren die het capillaire bloedvolume en de difussiecapaciteit kunnen beïnvloeden
- Bij inspanning wordt de cardiac output groter, waardoor er meer capillairen worden gerecruteerd.
- De houding. De hydrostatische drukverschillen zijn liggend kleiner, waardoor de long gelijkmatiger doorbloed wordt en het effectieve capillaire bloedvolume groter is.
- Direct na een zware maaltijd gaat veel bloed naar de maagregio toe en wordt het effectieve capillaire bloedvolume iets kleiner.
- Bij de single breath manoeuvre wordt diep ingeademd. Bij obstructieve patiënten veroorzaakt een diepe inspiratie een extra negatieve intrathoracale druk, waardoor er meer bloed uit de periferie naar de longcapillairen gezogen wordt. Het gevolg is een groter effectief capillair bloedvolume.
- Bij een stijging van de omgevingstemperatuur dilateren de vaten in de huid. Daardoor is minder bloed beschikbaar voor de longen en neemt het effectieve capillaire bloedvolume af.
Indien bij een forse roker de diffusiecapaciteit bepaald wordt zonder rekening te houden met een verhoogd COHb, wat kun je dan zeggen over deze diffusiecapaciteit?
Deze wordt overschat
Moet roken ontmoedigd worden?
Ligt aan wat het doel is van de gezondheidszorg. Als het doel weinig geld uit geven is, dan kan je beter de hele populatie te laten roken. Echter als het doel is om mensen langer te laten leven, dan moet je iedereen laten stoppen met roken
Wat zijn leefstijlfactoren?
Bij leefstijlfactoren gaat het om gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid, zoals lichaamsbeweging, roken, drugsgebruik, overmatig alcoholgebruik, seksueel risicogedrag, slapen en social media en gamen
Wat zijn risicofactoren die geen leefstijlfactoren zijn?
genetische factoren, comorbiditeit, leeftijd, geslacht, etniciteit en omgevingsfactoren
Wat is het relatieve risico (RR)?
epidemiologische maat die uitdrukt in welke mate een risicofactor de kans op ziekte verhoogt
Wat wordt er uitgedrukt met het populatie-attributieve risico (PAR)?
Het relatieve belang van een risicofactor voor de volksgezondheid
Hoe bereken je de PAR?
PAR = (P(RR-1)) / (P(RR-1)+1)
Wat is DALY (disability-adjusted life-years)?
de hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie die veroorzaakt wordt door ziekten
Typen pneumothorax
- traumatische pneumothorax
- spontane pneumothorax
- iatrogene pneumothorax (door medische ingreep)
Soorten spontane pneumothorax
- primair -> oorzaak onbekend
- secundair -> gevolg van longziekte
Wat zijn de uiterlijke kenmerken van de aangedane zijde bij een pneumotorax?
de aangedane zijde staat in de inspiratiestand
Wat is karakteristiek voor een pneumothorax bij een thoraxfoto?
de rand van de viscerale pleura is te zien en geen vaattekening te zien
Therapie van een pneumothorax
klein -> uit zichzelf herstellen
groot -> de lucht moet uit de pleuraholte geaspireerd worden
Bij terugkeren pneumothorax -> thoraxdrain. Als dit niet helpt, dan video-assisted thoracoscopic surgery (VATS)
Welke predisponerende factoren zijn bij deze patiënt aanwezig voor het ontstaan van een pneumothorax?
leptosome (langgerekte) lichaamsbouw en roken van sigaretten
Waardoor komt het dat aan de aangedane kant de thorax uitgezet blijft?
Door het ventielmechanisme. Hierbij gaat er lucht uit de longen de pleuraholte in, alleen kan dit er niet meer uit. Er ontbreekt ook elastische retractiekracht
Verklaring van blauwplaarse verkleuring van de lippen
cyanose
Wat is een spanningspneumothorax?
Er is lucht achter de longen dat door het ventielmechanisme onder druk komt te staan. Hierdoor wordt de long steeds kleiner. Hierdoor kan je een verminderde veneuze terugvloed naar de rechterkamer krijgen
behandeling spanningspneumothorax
Er is een lage bloeddruk door circulatieproblemen. Om een spanningspneumothorax te behandelen wordt er een naald tussen 2 ribben gedaan om de lucht te aspireren. Je mag alleen niet meer dan 1 à 1,5 Liter lucht eruithalen. Anders krijg je longoedeem
Wat is een longembolie?
de gehele of gedeeltelijke afsluiting door een stolsel van de arteria-pulmonalis of takken daarvan. De klinische verdenking op longembolie komt veel vaker voor dan de aandoening zelf. Zowel een hypocapnie als een hypocemie kunnen duiden op een longembolie
hoe ontstaat een longembolie
Het stolsel is meestal afkomstig van een trombose in de grote been- of bekkenvenen, soms van andere venen of de rechter harthelft.
Een enkele keer ontstaat de trombose primair in de arteria-pulmonalis ten gevolge van een lokaal proces zoals een bronchuscarcinoom of een ontsteking van de bloedvaten, een zogenaamde vasculitis.
klachten longembolie
zijn erg verschillend. het hangt af van de grootte en het aantal stolsels
wanneer kan je een longembolie uitsluiten
als er sprake is van een normale perfusie scintigram
Lichamelijk onderzoek dat vaak voorkomt bij een longembolie
hoge polsfrequentie (doordat cardiac output dreigt te verminderen) , zuurstofsaturatie daling en een hoge ademfrequentie en koorts (cytokines komen vrij doordat er stukjes longweefsel afsterven)
Wat is de betekenis van een bol hart aan de rechterzijde?
kan passen bij overbelasting van het rechteratrium en de rechterventrikel. dit kan komen door het plotseling afnemen van het pulmonale vaatbed
wat is een D-dimeer test
De D-dimeer test meet afbraakproducten van fibrine en van fibrinogeen.
normaalwaarden bloedgassen
pH -> 7,35-7,45
pCO2 -> 4,5-6,1 kPa
pO2 -> 10-14 kPa
HCO3- -> 21-27 kPa
behandeling longembolie
zuurstofsaturatie en antistolling medicatie
hoe stel je pulmonale hypertensie vast
Met behulp van een rechtcatheteridatie. Tegelijk kan er gekeken worden naar de pulmonale vaatweerstand en de functie van het rechter en linker ventrikel
Hoe behandel je CTEPH
- chirurgische ingreep: een pulmonale trombo-endarteriectomie om de stolsels te verwijderen.
- Indien dit niet goed mogelijk is kan eventueel worden begonnen met middelen die de pulmonale vaatweerstand verlagen, zoals prostacyclines of endotheline-antagonisten.
- Ook moet er antistolling gegeven worden
wat is een aneurysma
Een permanente verwijding van de arterie van tenminste 2x de normale diameter.
wat is het verschil tussen een waar en vals aneurysma
Waar aneurysma -> aneurysma waarbij alle wandlagen betrokken zijn
vals aneurysma -> alle de buitenste laag is verzwakt waardoor de binnenste lagen door de zwakkere plek heen uitstulpen
oorzaken aneurysmavorming
- Punctie (in geval van een vals aneurysma)
- Atherosclerose
- Infectieus
- Post-traumatisch
- Genetisch (Marfan, Ehlers-Danlos vasculaire type)
lichamelijk onderzoek aneurysma
- Drukpijn over het aneurysma.
- Aan of afwezigheid van perifere pulsaties
- Het meten van de bloeddruk kan u op het spoor brengen van een eventuele aanwezige hypertensie.
hoe stel je de diagnose van aneurysma
via een echo kan je een aneurysma aorta abdominalis bevestigen of uitsluiten
wanneer mag een aneurysma geopereerd worden
- mannen -> 5,5 cm
- vrouwen -> 5,0 cm
welke operatietechnieken heb je bij een aneurysma
- Open chirurgie -> vervanging van de aorta door een broekprothese
- Endovasculaire chirurgie (EVAR)
- Laparoscopische chirurgie -> wordt nauwelijks gebruikt, omdat er maar weinig chirurgen dit kunnen
Welke organen of factoren zijn belangrijk voor de werking van de hemostase
Vaatwand, bloedplaatjes (trombocyten), stollingsfactoren, lever, vitamine K, von willebrand factor, fibrinogeen.
Wat verstaan we onder de primaire hemostase?
Het proces waarbij een trombocytenplug wordt gevormd.
rol van de von willebrand factor
Het werkt als lijmvloeistof voor bloedplaatjes aan het sub-endotheel en aan elkaar.
Een tekort aan Von Willebrand factor leidt tot bloedingsneiging (ziekte van Von Willebrand).
wat houdt secundaire hemostase in?
- zorgt voor versteviging van de bloedplaatjesplug
- doel is vorming van fibrinedraden
- Tissue factor (weefselfactor) is de belangrijkste initiator van de secundaire hemostase.
- De laatste stap is de omzetting van fibrinogeen in fibrine.
- Stollingsfactoren worden gemaakt in lever. Aanmaak van factor II,VII, IX, X zijn afhankelijk van vitamine K
Wat zou je kunnen meten als je wilt weten of de primaire hemostase goed functioneert?
Trombocyten of bloedplaatjes; aantal en functie.
De Von Willebrand factor; antigeen en activiteit.
Wat is het eindproduct van de secundaire hemostase?
Het eindproduct van de secundaire hemostase is de vorming van fibrine. De belangrijkste testen zijn de PT, protrombine tijd (tijd om plasma te laten stollen na tromboplastine toevoeging), en de aPTT, geactiveerde partiele tromboplastine tijd (tijd om plasma te laten stollen na fosfolipide toevoeging). De testen worden uitgevoerd door een activator toe te voegen aan het plasma.
Wat zou een mogelijke verklaring zijn voor
- een verlengde PT met normale aPTT?
- een verlengde aPTT met een normale PT?
- een verlengde PT én aPTT?
- hemofilie A en B, factor 11 deficientie, factor 12 deficientie, gebruik van heparine of LMWH of lupus anticoagulans
- factor 7 deficientie en vitamine K deficientie
- factor 2, 5 en 10 deficientie, fibrinogeen deficientie, dys-/afibrinogenemie, diffuse intravasale stolling, verdunningscooagulapathie, synthesestoornis lever, vitamine K-deficientie en gebruik vitamine K antagonisten
Welke klachten kan een patiënt hebben met een bloedingsneiging?
Blauwe plekken (hematomen), met name spontaan en/of groot;
Gewrichtsbloedingen (hemarthros) of spierbloeding;
Bloedingen na operaties/ kiesextracties;
Slijmvliesbloedingen, waaronder menorrhagie, bloedneuzen (epistaxis), tandvleesbloedingen bij het tandenpoetsen;
Langer bloeden van wondjes (> 10-15 min).
geneesmiddelen die bloedingsneiging geven
-nadroparine -> LMWH die weking van factor 10 remt en dus de secundaire hemostase
- acecoumarol -> VKA die zorgt voor verlaging van vitamine K afhankelijke stollingsfactoren en remt secundaire hemostase
- apixaban -> directe orale anticoagulantie die factor 10 remt en dus secundaire hemostase
- aspirine of acetylsalicyzuur -> trombocytenaggregatieremmer die trombocyten die willen aggregeren remmen, -> primaire hemostase
- ibuprofen -> NSAID die trombocyten die willen aggregeren remmen, en dus de primaire hemostase
oorzaak ontstaan hemofilie A en B
Hemofilie A wordt veroorzaakt door een tekort aan stollingsfactor VIII.
Hemofilie B wordt veroorzaakt door een tekort aan stollingsfactor IX.
wat is de belangrijkste bloeding bij hemofilie
De belangrijkste bloeding bij hemofilie zijn de gewrichtsbloedingen, met name door de lange termijn complicaties van deze bloedingen: Ernstige arthropathie en Ernstige gewrichtsdeformatie. Deze schade wordt, behalve door de diverse bloedcomponenten, die schade geven aan kraakbeen, met name door het ijzer in het bloed veroorzaakt.
kenmerken gewrichtsbloeding
Pijn, Moeite met buigen/niet kunnen buigen; gewricht staat in vaste stand (licht gebogen), Niet kunnen belasten ivm pijn, Soms lichte zwelling (maar hoeft niet, bloed zit intra-articulair), Soms warm gewricht, soms wat rood
behandeling hemofilie
- vroeger met gips
- stollingsfactoren intraveneus toedienen
- medicatie (factor 8 (bij hemofilie A) en 9 (bij hemofilie B) concentraat, desmopressine (bij milde hemofilie A) en tranexaminezuur(bij slijmvliesgerelateerde bloedingen of ingrepen))
Wat is het werkingsmechanisme van DDAVP?
DDAVP (desmopressine) -> stijging (eigen) FVIII en VWF; komt vrij uit endotheel. Alleen bij milde hemofilie A. Herhalen na 18-24 uur.
Uitdoving effect na 2-3 giften-dagen
gevaarlijkste bijwerking DDAVP
DDAVP heeft een anti-diuretisch effect: tijdelijk is er geen of weinig urineproductie, waardoor een hyponatriëmie kan ontstaan, indien er geen vochtbeperking wordt gehouden
contra indicaties DDAVP
Hart- en vaatziekten - ivm tachycardie, hypotensie en vochtretentie. Zwangerschap - onbekende effecten, kan weeën opwekken. Jonge leeftijd (< 4 jaar) - in verband met vochtretentie.
complicaties of bijwerkingen van factorconcentraat
Overgevoeligheidsreacties (bij plasmaproducten). Virusinfecties (bij plasmaproducten, in het verleden): Hepatitis B of C, HIV.
Remmerontwikkeling.
pathogenese trombose
- een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor dit bloedvat geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten.
- Trias van Virchow (in 1846 beschreven): Endotheel beschadiging, Stase of turbulentie in bloedstroom, Hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneiging).
mutaties of deficienties die een verhoogde tromboseneiging veroorzaken
- Antitrombine deficiëntie ->
minder remming op de vorming van fibrine - Proteïne C deficiëntie -> er is minder remming op de vorming van fibrine.
- Proteïne S deficiëntie -> Bij minder proteine S kan proteine C minder functioneren.
- Factor V Leiden mutatie ->
geactiveerd proteine C kan niet meer FVa inactiveren. Hierdoor is er meer fibrinevorming. - prothrombinegen variant -> er is meer protrombine (110-120%) en daardoor meer trombine en dus fibrine wordt gevormd.
welke diagnostische onderzoeken kan je gebruiken bij verdenking op trombosebeen
compressie ultrasonografie (CUS), venografie, D-dimeer onderzoek en klinische kansschatting
situaties wanneer D-dimeer verhoogd kan zijn
Trombosebeen of longembolie, Infecties/inflammatie, sepsis, Maligniteit, Hogere leeftijd, Zwangerschap, Postoperatief
behandeling trombose
- heparine -> korte halfwaardetijd, intraveneus of subcutaan, controle dmv APTT
- LMWH -> vaste dosis op basis van lichaamsgewicht, geen controle
- VKA -> werkt pas na een aantal dagen, controle dmv INR
- DOAC
klachten posttrombotisch syndroom
pijn, kramp, zware benen, parasthesie, jeuk, oedeem, zinkverharding, hyperpigemntatie, roodheid, veneuze ectasie, pijn bij kuitcompressie
wat kan posttrombotische syndroom voorkomen
elastische kous ondersteunt de kuitspier, die zorgt voor het “omhoog pompen” van het veneuze bloed en tromboseprofylaxe
Wat is plaatjesaggregatie?
Een normaal proces dat optreedt wanneer de vaatwand beschadigd is. De trombocyten hechten zich aan collageen en het von Willebrand factor-collageencomplex door middel van de zgn. glycoproteïne (GP) Ib receptoren. Vervolgens storten ze een reeks aan factoren uit.
Belangrijkste factoren die uitgestort worden door Glycoproteine en hoe zouden ze het proces van plaatjesaggregatie kunnen beínvloeden?
Adenosine-difosfaat (ADP), tromboxaan A2 (TxA2) en serotonine (5-hydroxytryptamine, 5-HT) die gezamenlijk de verdere activatie en aggregatie bevorderen.
Remming van de synthese, blokkade van de bijbehorende receptoren of ingrijpen op de intracellulaire second messengercascade. Beschikbare middelen zijn aspirine (een COX remmer die de synthese van TxA2 blokkeert) en clopidogrel (ADP receptor antagonist).
Wat is aspirine?
Aspirine (= acetylsalicylzuur) is een cyclo-oxygenase (COX) remmer.
In lage doses (‘kinderaspirientje’, 80 mg) is het een COX-1 remmer, in hoge doses remt het eveneens COX-2. De lage dosis is gewenst wanneer het gaat om trombocytenaggregatieremming.
welke COX varianten zijn er?
- COX-1, een constitutief enzym dat van nature overal in het lichaam aanwezig is;
- COX-2, een induceerbaar enzym dat vooral tot expressie komt tijdens inflammatie;
- COX-3, een in de hersenen voorkomend enzym waarover nog weinig bekend is.
Wat zijn de lange termijn gevolgen van een COX-1 remmer
Behalve de gewenste TxA2 synthese remming, kan ook de vorming van beschermende prostaglandines (PGE2, PGI2) in het endotheel, de nieren en het maagdarmkanaal geblokkeerd worden, met als gevolg een maagzweer, ulcera, bloedingen en/of renale vasoconstrictie.
Is er een mogelijk om alleen de COX-1 te remmen in de plaatjes en niet in de rest van het lichaam?
Ja, alleen als de dosis aspirine kleiner is dan 100 mg
Werking selectieve COX-2 remmers
- rofecoxib, celecoxib
- Alleen COX-2 remming en leidt niet tot maag- en darmklachten en renale vasoconstrictie -> geen maagbloedingen
-Zorgt voor meer myocardinfarcten: PGI2 remt de trombocytenaggregatie (door verhoging van cAMP in de bloedplaatjes). Normaal is er een balans tussen PGI2 en TxA2. COX-2 remmers verstoren deze balans waarschijnlijk in het voordeel van TxA2, met als gevolg een groter infarctrisico.
Hoe werken epoprostenol en dipyridamol als trombocytenaggregatieremmers?
Epoprostenol is een PGI2 analoog, en dipyridamol remt fosfodiësterase, het enzym dat cAMP afbreekt.
Noem drie GPIIb/IIIa receptor antagonisten, geef aan hoe ze worden toegediend, en beredeneer of dergelijke stoffen langdurig kunnen worden gegeven.
Abciximab (een monoclonaal antilichaam), eptifibatide en tirofiban worden intraveneus toegediend. Vanwege het grote risico op bloedingen worden deze stoffen hoogstens kortdurend toegepast, bijv. bij Percutane Intracoronaire Angioplastiek.
Wat is clopidogrel?
A~DP receptorblokker, rpodrug en wordt oraal toedgediend
Wat is heparine? (aangrijpingspunt
Heparine (ontdekt door een geneeskunde student!) is een heterogeen mengsel van polysacchariden en glycosaminoglycuronsulfaat met een gemiddeld molecuulgewicht tussen 12-15 kD.
Het activeert antitrombine III, waardoor secundair inactivering van de geactiveerde stollingsfactoren optreedt, met name van trombine en geactiveerde factor X (= Xa). Hierdoor wordt de omzetting van fibrinogeen in fibrine geremd.
wordt geïsoleerd uit dierlijk weefsel
minstens 18 monosacchariden vereist.
voor en nadelen van heparine
Voordeel is dat het goedkoop is. Nadeel dat de preparaten niet altijd 100% identiek zijn, en dat ze dierlijke onzuiverheden kunnen bevatten, die aanleiding geven tot allergische reacties.
Wat is het Low Molecular Weight Heparins’ (LMWH)
gemiddelde lengte is 5 kD.
Voordelen van LMWh zijn grotere zuiverheid, minder risico op allergische reacties en voorspelbare farmacokinetiek
Ze hebben een langere halfwaardetijd, zelf toedienen subcutaan, geen intensieve controle nodig
Wat zijn synthetische pentasacchariden?
- fondaparinux en indraparinux
- reversibel binden aan de pentasaccharidebindingsplaats van antitrombine III
- subcutaan of intramusculair toedienen
- halfwaardetijd meer dan 15 uur -> eenmaal dagelijks (fondaparinux) of zelfs één keer per week (indraparinux) mogelijk.
Wat zijn coumarinederivaten? (nadelen, werking)
- warfarine, acenocoumarol en fenprocoumon
- goedkoop en oraal toepasbaar
- nadelen -> ingeweikkeld farmacokinetiek, precies gedoseerd worden, regelmatig protrombinetijd controleren, is beinvloedbaar door medicatie of voeding
- werking -> antagonisten van vitamine K, hetgeen een co-factor is bij de synthese van de factoren II, VII, IX en X.
Hoe moet je handelen bij een overdosis heparin en een overdosis coumarine?
Protamine (een basisch polypeptide dat heparine bindt) dient als antidotum bij bloedingen ten gevolge van een overdosis heparine. Protamine is niet effectief bij een overdosis aan LMWH, en het toedienen van stollingsfactoren is dan noodzakelijk.
Vitamine K (i.v. of oraal) dient als antidotum bij bloedingen door coumarines. Dat werkt niet acuut, en als de situatie echt levensbedreigend is kunnen evt. stollingsfactoren in de vorm van plasmaconcentraat worden toegediend.
Aangrijpingspunten bij stollingscascade voor geneesmiddelen
Aan het begin (tissue factor remmers) of aan het eind: factor Xa remmers, zoals rivaroxaban, en trombine remmers, zoals hirudine (uit de speekselklier van de bloedzuiger) en dabigatran etexilaat. Rivaroxaban en dabigatran etexilaat werken direct, onafhankelijk van antitrombine III, en worden ook wel DOAC of NOAC (directe/nieuwe orale anticoagulantia) genoemd. Ze staan erg in de belangstelling omdat ze net als de coumarines oraal toepasbaar zijn, maar een veel simpeler farmacokinetiek hebben.
Hoe lang na een myocardinfarct heeft het nog zin om het afsluitende stolsel te verwijderen?
Tot 6 uur na het infarct.
Wat is de werking van trombolytica/fibrinolytica en voorbeelden?
- streptokinase, urokinase, alteplase, reteplase en tenecteplase
- werking -> Ze activeren (net als lichaamseigen tissue plasminogen activator, tPA) plasminogeen tot plasmine, en plasmine is een protease dat het fibrinenetwerk van de trombus afbreekt.
Nadelen streptokinase
Streptokinase wordt opgezuiverd uit streptokokken, met als mogelijk risico een allergische reactie door streptokokbestanddelen in het preparaat.
Waartegen geef je morfine?
tegen de pijn
Waar kijk je naar bij het beoordelen van een ECG
hartfrequentie, ritmestoornissen en geleidingsstoornissen
Hoe wordt de hartfrequentie bekeken bij het ECG
De hartfrequentie wordt gereguleerd door de n.vagus
Sinusknoop -> Normaal sinus ritme (NSR) -> 50 tot 100
Boezem -> Atriaal ritme -> 50 tot 60
AV-knoop -> AV-nodaal of idionodaal ritme -> 40 tot 50
Kamer -> Idioventriculair ritme -> 20 tot 40
Hoe bereken je de hartfrequentie?
De hartfrequentie kan berekend worden door het aantal QRS-complexen per één minuut registratie te tellen. 15 cm ECG komt overeen met 6 seconden
1500 millimeter deelt door het aantal millimeter tussen twee R-toppen, dan heb je de hartfrequentie berekend
Wat zijn de hoofdgroepen bij ritmestoornissen?
- Atriale ritmestoornissen (ook wel supraventriculaire ritmestoornissen), deze ontstaan in het atrium.
- Ventriculaire ritmestoornissen, deze ontstaan in het ventrikel.
Onderverdeling van de atriale ritmestoornis
- de sinusknoop;
- het atrium;
- de AV-knoop. Ook AV-nodale of AV-junctionele ritmestoornissen genoemd. Zij worden meestal als een zelfstandige groep behandeld.
Hoe zit het normale sinusritme eruit?
- Hartfrequentie tussen de 50 en 100 bpm. Bij zuigelingen 110-150 bpm
- Elke P-top wordt gevolgd door een QRS-complex
- Het PR-interval is normaal: 0,12–0,20 seconde
- RR-intervallen zijn nagenoeg steeds gelijk
- P-top is positief in afleidingen I, II, aVF, V4, V5, en V6
Wat is een sinusbradycardie
- Overeenkomstig normaal sinusritme, maar
- Hartfrequentie <50 slagen per minuut
- Oorzaak is vaak een verhoogde invloed op sinusknoop
Wat is een sinustachycardie?
- Overeenkomstig normaal sinusritme, maar
- Hartfrequentie >100 slagen per minuut
- Treedt plotseling op, maar neemt geleidelijk af
Wat is een sinusaritme
- Overeenkomstig normaal sinusritme, maar
- Onregelmatige RR-intervallen die ≥0,16 seconde (4 mm) variëren
Wat is Sick Sinus Syndroom?
- Oorzaak is abnormale functie van de sino-atriale geleiding
- Sinusbradycardie, sinusstilstanden en sinustachycardieën wisselen elkaar af
- Soms ook atriumfibrilleren en premature slagen
Wat is een sinus coronarius ritme?
- Overeenkomstig sinusritme, maar
- Negatieve P-toppen in II, III en aVf
- Goede prognose
Wat is atriale tachycardie
- Hartfrequentie meestal tussen 150-250 slagen per minuut
- Smalle QRS-complexen
- Regelmatige hartactie
- Moeilijk te herkennen misvormde of afwezige P-toppen
- Treedt plots/aanvalsgewijs op