zinnen serie Flashcards

1
Q

Heb jij je amandelen laten wegnemen

A

T’es-tu fait enlever les amygdales?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dat is een ziekte van het beenmerg.

A

C’est une maladie de la moelle osseuse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De oorzaak van de dood van dit slachtoffer was een miltscheur.

A

La cause du décès de cette victime était une déchirure de la rate.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Om spataders te vermijden kan je best steunkousen dragen.

A

Afin d’éviter les varices il vaut mieux porter des bas à varices.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hebt u hartruis of gezwollen klieren vastgesteld?

A

Avez-vous constaté le souffle cardiaque ou des ganglions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ben je echt flauw gevallen ?

A

T’es-tu vraiment évanoui(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dat is niet zo erg. Het is een kneuzing veroorzaakt door een lichte bloeduitstorting.

A

Ce n’est pas si grave. . Il s’agit d’une contusion causée par une extravasation légère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neemt u bloedverdunners?

A

Prenez-vous des anticoagulants?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met een bloedafname kunnen we het gehalte aan bloedplaatjes bepalen.

A

Nous pouvons déterminer le taux de plaquettes sanguines par une prise de sang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hebt u last van hartkloppingen?

A

Souffrez-vous de palpitations?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hij heeft een ontstoken wonde op zijn wreef.

A

Il a une plaie infectée sur le cou-de-pied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ze heeft haar kuit verbrand.

A

Elle s’est brûlé le mollet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heb je je pols gebroken?

A

T’es-tu cassé le poignet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

We gaan een röntgenfoto van uw ruggengraat maken.

A

Nous allons faire une radiographie de votre colonne vertébrale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hebt u pijn in de lies?

A

Avez-vous mal dans l’aine?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diabetes is een erge chronische ziekte die de levensverwachting met een derde verminderd

A

Le diabète est une maladie chronique grave qui diminuel’espérance de vie d’un tiers.

17
Q

Een kransslagaderaandoening is de eerste doodsoorzaak bij diabetici

A

Une affection de l’artère coronaireest la première cause dedécès chez les / des diabétiques.

18
Q

het hoge sterftecijfer wordt toegewezen aan stofwisselingsstoornissen

A

La surmortalité est attribué(e) à des maladies métaboliques.

19
Q

hemofilie is een erfelijke afwijking in de bloedstolling. Het bloed stolt niet goed omdat er een bepaalde stollingsfactor ontbreekt

A

L’hémophilie est une anomalie héréditaire de la coagulation du sang. Le sang ne coagule pasbien à cause du manque / du déficit d’un certain facteur de coagulation.

20
Q

Een patiënt die lijdt aan voorkamerfibbrilerenervaart hartkloppingen en kklaagt over ademhalingsproblemen

A

Un patient qui souffre de la fibrillation auriculaire ressent des palpitations et se plaint dedifficultés respiratoires

21
Q

Hebt u soms een slechte adem

A

Avez-vous parfois mauvaise haleine?

22
Q

Ik ben misselijk en ik heb ook last van buikkrampen. Is de galblaas ontstoken?

A

J’ai la nausée et je souffre aussi de coliques. Est-ce que la vésicule biliaireest enflammée ?

23
Q

Een buikvliesontsteking is acute aandoening.

A

la péritonite est une affection aiguë.

24
Q

Gelukkig heeft hij geen maagzweer.

A

heureusement il n’a pas d’ulcère à l’estomac

25
Q

Een aft op het slijmvlies van de mondholte kan wel pijnlijk zijn.

A

Une aphte sur la muqueuse buccale peut être bien douloureuse

26
Q

Heeft ze gebraakt? Hebt u het braaksel gezien?

A

A-t-elle vomi? Avez-vous vu le vomissement / la vomissure

27
Q

Overmatig gebruik van vetten en suikers kan overgewicht veroorzaken.

A

Un excès de graisses et de sucres peut causer le surpoids.

28
Q

De speekselklieren zijn gezwollen.

A

Les glandes salivaires sont gonflées.

29
Q

Heb je diarree gehad?

A

As-tu eu de la diarrhée?

30
Q

We gaan een onderzoek doen van uw dunne darm.

A

Nous allons faire un examen de l’intestin grêle.