extra 8 Flashcards
1
Q
lymfatisch
A
lymphatique
2
Q
te maken met bloed
A
sanguin
3
Q
rode bloedcel
A
globule rouge
4
Q
zwakke longen
A
les poumons faibles
5
Q
intrekken
A
se rétrécir
6
Q
verteren
A
digérer
7
Q
holte
A
la cavité
8
Q
gal
A
la bile
9
Q
klier
A
la glande
10
Q
speeksel
A
la salive
11
Q
een opgezwolle klier
A
un ganglion
12
Q
dikke darm
A
le gros intestin
13
Q
kroon (tandà
A
la couronne
14
Q
hals (tand)
A
le collet
15
Q
de wortel
A
la racine
16
Q
tandbeen
A
la dentine
17
Q
bedekt buitenkant van de tandwortels
A
Le cément
18
Q
in een coma zijn
A
être dans le coma
19
Q
wakker worden
A
se reveiller
20
Q
een behandeling
A
un traitement
21
Q
doeltreffend, geschikt
A
efficace
22
Q
bevestigen
A
affirmer
23
Q
bloed verliezen
A
perdre du sang
24
Q
herstellen
A
se rétablir
25
het herstel
le rétablissement
26
een operatie ondergaan
subir un opération
27
voorgeschreven behandeling
le traitement prescrit
28
de behandelend arts
le médecin traitant
29
het is beter dat
il vaut mieux
30
een studie toont aan
une étude démonstre
31
overdraagbaar
transmissible