extra 6 Flashcards
1
Q
ernstige chronische ziekte
A
une maladie chronique grave
2
Q
verminderen
A
diminuer
réduire
3
Q
levensverwachting
A
l’espérance de vie
3
Q
een derde
A
un tiers
4
Q
doodsoorzaak
A
La cause du dedécès
5
Q
een kransslagaderaandoening
A
une affection coronarienne
6
Q
Het sterftecijfer
A
La surmortalité (oversterfte)
Le taux de mortalité
7
Q
een afwijking
A
une anomalie
8
Q
toeschrijven
A
est attribué(e)
9
Q
stofwisselingsstoornissen
A
des maladies métaboliques
10
Q
bloedstolling
A
la coagulation
11
Q
stollingsfactor
A
un facteur de coagulation.
12
Q
een tekort/ontbreken
A
du manque
du déficit
13
Q
voorkamerfibbrileren
A
la fibrillation auriculaire
14
Q
ervaren/voelen
A
ressentir