extra 3 Flashcards
1
Q
nuchter zijn
A
être à jeun
2
Q
de dag ervoor om middernacht
A
à partir de la jour d’avant à minuit
à partir de la veille à minuit
3
Q
contrastvloeistof
A
une substance de contraste
un liquide de contraste
4
Q
gastro-intestinaal systeem
A
le système gastro-intestinal
l’appareil gastro-intestinal
5
Q
spijsverteringsstelsel
A
le système digestif
l’appareil digestif
6
Q
lithotripsie
A
La lithotripsie
7
Q
verbrijzelen
A
broyer
8
Q
een techniek die gebruikt wordt voor
A
une technique utilisée pour
9
Q
dienen
A
servir
10
Q
ongevoelig maken
A
insensibiliser
11
Q
galstenen
A
un calcul bilaire
des calculs bilaires
12
Q
onderliggend
A
sous-jacent
13
Q
het toegediende serum
A
le serum administré
14
Q
bevatten
A
contenir
15
Q
antilichamen
A
anticorps
