Zinnen Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Op vrijdag vier ik mijn verjaardag

A

Am Freitag feiere ich meinen Geburtstag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ik wil je graag voor mijn feestje uitnodigen

A

ich möchte dich zu meiber Party einlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het feest begint om 20 uur

A

Die Party beginnt um 20 Uhr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ik geef op zaterdag een oud-en-nieuwfeest

A

ich gebe am Samstag eine Silversteparty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef alsjeblieft aan mij door of je kunt komen/ Laat me alsjeblieft weten of je kunt komen

A

Sag mir bitte Berscheid, ob du kommen kannst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kun je cola en chips meenemen?

A

Kannst du Cola und Chips mitbringen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ik kijk ernaar uit om je te zien

A

Ich freue mich, wenn du kommst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bedankt voor de uitnodiging

A

Danke für due Einladung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ik kom graag

A

ich komme gern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik heb helaas geen tijd

A

Ich habe leider keine Zeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het spijt me, maar ik kan helaas niet komen

A

Es tut mir leid, aber ich kann leider nicht kommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

van harte gefeliciteerd met je verjaardag/ met de baby/ met de geboorte!

A

Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag/ zum baby/ zum Geburt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het beste met jullie huwelijk!

A

Alles Gute zu eurer Hochzeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prettige Kerstdagen

A

Frohes Weihnachten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vrolijk Suikerfeest/ Pasen

A

Frohes Zuckerfest/ Frohe Ostern!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een gelukkig nieuwjaar

A

Ein frohes neues Jahr

17
Q

veel succes/ veel plezier

A

Viel Erfolg!/ Viel spaß

18
Q

Kan ik je/ u helpen?

A

Kann ich dir/ Ihnen helfen

19
Q

Hoe vind je deze broek?

A

Wie findest du diese Hose

20
Q

Kan ik het T-shirt even passen?

A

Kann ich das T-shirt mal anprobieren?

21
Q

Heeft u het overhemd een maatje groter/ kleiner?

A

Haben Sie das Hemd eine Größe größer/ kleiner?

22
Q

heeft u/ Zijn deze schoenen er nog in maar 42?

A

Haben Sie/ Gibt es diese Schuhe noch in Größe 42?

23
Q

Hoe zit de jas?

A

Wie passt die Jacke?

24
Q

Kan ik de laarzen ruilen?

A

Kann ich die Stiefel umtauschen?

25
Q

Kan ik pinnen?

A

Kann ich mit Karte zahlen?