Zinnen hoofdstuk 1 Flashcards
1
Q
Guten Tag!
A
Goedendag!
2
Q
Hallo,wie heißt du?
A
Hallo, hoe heet je
3
Q
ik heet Lars
A
ich heiße Lars
4
Q
Mijn naam is Lars’
A
Mein Name ist Lars
5
Q
Wie geht es dir
A
hoe gaat het met jou?
6
Q
Het gaat niet goed met mij
A
Danke, es geht mir nicht gut
7
Q
Wie alt bist du?
A
hoe oud ben je?
8
Q
ik ben13 jaar oud
A
Ich bin dreizehn Jahre alt
9
Q
Wo wohnst du?
A
waar woon je?
10
Q
ik woon in assen
A
ich wohne in Assen
11
Q
Woher kommst du?
A
waar kom je vandaan?
12
Q
ik kom uit nederland
A
ich komme aus xen Niederlanden
13
Q
Hast du Geschwister?
A
heb je broers of zussen?
14
Q
Ja, ik heb een broer en een zus.
A
Ja, ich have einen Bruder und eine schwester
15
Q
Ja, ik heb twee broers en twee zussen.
A
Ja, ich have zwei Brüder und zwei Schwestern