HAVO 3 H4 woordjees Flashcards
1
Q
aufwachsen
A
opgroeien
2
Q
die Brücke
A
de brug
3
Q
die Chance
A
de kans
4
Q
dennoch
A
echter, toch
5
Q
die Erinnerung
A
de herinnering
6
Q
die Farbe
A
de kleur
7
Q
die Großstadt
A
de grote stad
8
Q
insgesamt
A
in totaal
9
Q
kaum
A
nauwelijks
10
Q
die Möglichkeit
A
mogelijkheid
11
Q
tatsächlich
A
werkelijk
12
Q
das Viertel
A
de (woon) wijk
13
Q
der Arbeitsplatz
A
de baan, het werk
14
Q
die Atmosphäre
A
de sfeer
15
Q
der Bauernhof
A
de boerderij
16
Q
billig
A
goedkoop
17
Q
doof
A
stom
18
Q
es gibt
A
er is, er zijn
19
Q
im Gegenteil
A
integendeel
20
Q
der Laden
A
de winkel
21
Q
im Moment
A
nu, op dit moment
22
Q
spazieren
A
wandelen
23
Q
teilweise
A
gedeeeltelijk, voor een deel
24
Q
ziemlich
A
tamelijk
25
Q
de apotheek
A
die Apotheke
26
Q
de bakkerij
A
die Bäckerei
27
Q
het winkelcetrum
A
das Einkaufzentrum
28
Q
het vliegveld
A
der Flughafen