woorden les 1,2 En 3 Hoofdstuk 2 Flashcards
1
Q
bekommen
A
krijgen
2
Q
brauchen
A
nodig hebben
3
Q
heute
A
vandaag
4
Q
keine Ahnung
A
geen idee
5
Q
nur
A
maar, slechts
6
Q
reichen
A
genoeg zijn
7
Q
die Schulsachen
A
de schoolspullen
8
Q
sogar
A
zelfs
9
Q
dan Taschengeld
A
het zakgeld
10
Q
die Woche
A
de week
11
Q
dan Angebot
A
de aanbieding
12
Q
fast
A
bijna
13
Q
gefallen
A
bevallen
14
Q
das Geschaft
A
de winkel
15
Q
der Laden
A
de winkel