HAVO 3 woordjes hoofdstuk 2 les 1-2-3 Flashcards
1
Q
bekommen
A
krijgen
2
Q
enthalten
A
bevatten
3
Q
das Gerät
A
het apparaat
4
Q
die Heizung
A
de verwarming
5
Q
den Müll trennen
A
het afval scheiden
6
Q
die Mülltonne
A
afvalcontainer
7
Q
niedrig
A
laag
8
Q
die Papiertüte
A
het papieren zakje
9
Q
sauber
A
schoon
10
Q
schmutzig
A
vies, vuil
11
Q
unterschiedlich
A
verschillend
12
Q
werfen
A
gooien
13
Q
damals
A
toen
14
Q
faul
A
lui
15
Q
häufig
A
vaak
16
Q
niemals
A
nooit
17
Q
oft
A
vaak
18
Q
riesig
A
reusachtig, heel groot
19
Q
schließlich
A
ten slotte ,uiteindelijk
20
Q
umweltfreundlich
A
milieuvriendelijk
21
Q
verbrauchen
A
verbruiken
22
Q
versprechen
A
beloven
23
Q
weder… noch
A
noch…..noch
24
Q
wegziehen
A
wegtrekken, vertrekken
25
Q
de berg
A
der Berg
26
Q
De bloem
A
die Blume
27
Q
De rivier
A
der Fluss
28
Q
Het eiland
A
die Insel
29
Q
De zee
A
das Meer
30
Q
De natuur
A
die Natur
31
Q
De plant
A
die Pflanze
32
Q
Het meer
A
der See
33
Q
De zon
A
die Sonne
34
Q
Het bos
A
der Wald
35
Q
Het weiland
A
die Wiese
