Words, lesson 5, Dutch to English Flashcards
1
Q
behalve, afgezien van
A
apart from
2
Q
behoefte
A
a need
3
Q
behalve, uitgezonderd
A
except
4
Q
bestaan uit
A
consist of
5
Q
bevestigen
A
confirm
6
Q
bewustzijn
A
awareness
7
Q
bijdragen aan
A
contribute to
8
Q
bovendien
A
in addition
9
Q
brandstof
A
fuel
10
Q
deelnemen aan
A
participate in
11
Q
dol op
A
passionate about
12
Q
een in hoofdlijnen uitgewerkt overzicht
A
outline
13
Q
eerste versie, kladversie
A
draft
14
Q
egoistisch
A
selfish
15
Q
fokken
A
breed
16
Q
gebeurtenis
A
event
17
Q
gemeenschap
A
community