woordenschat betekenis adjectieven Flashcards
(43 cards)
Futiliteit
Iets volkomen onbelangrijks
Charisma
Persoonlijke uitstraling
Fragmentarisch
Stuks-, broksgewijs; uit fragmenten bestaand
Rancuneus
Haatdragend
Doctrinair
Streng vasthoudend aan eenmaal aanvaarde leerstellingen
Doctrine
Leer, leerstelling
Justitieel
Gerechtelijk
Impulsief
Aan de opwellingen van het ogenblik gehoor gevend, ongeremd
Architectonisch
Op de architectuur betrekking hebbend
Ascentisch
Onthouding, onthechting
Tendentie
Stroming (zn) : beweging, denkrichting, neiging, richting, tendens
Tendentieus
Met een bep. bedoeling de waarheid verdraaiend: een tendentieuze berichtgeving
Principieel
Beslist · compromisloos · consequent · rechtlijnig, berustend op een overtuiging …
Sereen
Bedaard, bezadigd, kalm, onberoerd, rustig, vredig, vreedzaam
Idyllisch
Landelijk, herderlijk, eenvoudig en onschuldig.
Coherent
Samenhangend
Scrupuleus
Nauwgezet; zwaartillend, gewetensvol
Nonsensicaal
Onzinnig, absurd, belachelijk, dom, dwaas
Sereen
Bedaard, bezadigd, kalm, onberoerd, rustig, vredig, vreedzaam
Incivisme
Gebrek aan vaderlandsliefde? (is Frans woord?)
Inciviek
Collaborateur, politiek onbetrouwbaar, politieke delinquent
Controversieel
Aanvechtbaar, betwist, omstreden
Diversificatie
Verscheidenheid, variatie
Charismatisch
Betoverend, innemend