woordenschat 18-19 Flashcards
1
Q
Stipt
A
Punctueel
2
Q
Onheilspellend, griezelig
A
Sinistere
3
Q
Voltallig
A
Plenaire
4
Q
Voor de hand liggend, duidelijk
A
Flagrante
5
Q
Eerste, belangrijkste
A
Primaire
6
Q
Logisch, voor de hand liggend
A
Plausibele
7
Q
Levenseinde nabij
A
Terminaal
8
Q
Schokkende, geestelijke wonde veroorzakend
A
Traumatische
9
Q
Hachelijke, kritieke
A
Precaire
10
Q
Zeer klein
A
Miniem
11
Q
Onbelangrijk
A
Futiel
12
Q
Onbetrouwbaar
A
Malafide
13
Q
Steeds terugkomend, zonder einde
A
Vicieuze
14
Q
Edelmoedig, vrijgevig
A
Genereus
15
Q
Helder, scherp denkend
A
Lucide
16
Q
Dictatoriaal
A
Totalitair
17
Q
Eigenwijs, arrogant
A
Pedante
18
Q
Volkerenmoord, rassenuitroeiing
A
Genocide
19
Q
Hoogheidswaanzin
A
Megalomane
20
Q
In eigen woorden weergeven
A
Parafraseren