wg 3 duizeligheid Flashcards

1
Q

Wat is draaiduizeligheid (vertigo)?

A

Een stoornis van het evenwichtsorgaan waarbij de patiënt het gevoel heeft dat de wereld om hem heen beweegt of dat hij zelf beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is licht in het hoofd?

A

Een gevoel door lage bloeddruk, waarbij men zich bijna voelt flauwvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is bewegingsonzekerheid?

A

Een gevoel van onevenwichtigheid dat met name in de benen wordt gevoeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke groep komt bewegingsonzekerheid vooral voor?

A

Ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is BPPD en wat zijn de kenmerken?

A

Kortdurende duizeligheidsaanvallen bij verandering van de stand van het hoofd. Komt vaak door een perifeer probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is neuritis vestibularis en wat zijn kenmerken?

A

Wat is neuritis vestibularis en wat zijn kenmerken?
Antwoord: Langdurige draaiduizeligheid met braken, vaak na virale infectie. Perifere oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ziekte van Ménière?

A

Terugkerende duizeligheid met oorsuizen en gehoorvermindering. Perifere oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is vestibulaire migraine?

A

Aanvalsgewijze duizeligheid zonder hoofdpijn, vaak bij visuele prikkels. Perifere oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een CVA/beroerte en wat zijn de symptomen bij duizeligheid?

A

Duizeligheid in combinatie met ataxie, dysartrie of nystagmus. Centrale oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een TIA en hoe uit zich dit bij duizeligheid?

A

Kortdurende duizeligheid met neurologische uitval, meestal < 1 uur. Centrale oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke andere centrale oorzaken kunnen duizeligheid veroorzaken?
A

A

Migraine, MS, cerebellaire processen centrale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is orthostatische hypotensie?

A

Wat is orthostatische hypotensie?
Antwoord: Duizeligheid bij opstaan uit zittende of liggende positie, vaak ‘s ochtends of na inspanning. Cardiovasculaire oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn vasovagale collapsen?

A

Flauwvallen bij stress, hitte, emoties, honger. Komt voor bij gezonde mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen medicijnen duizeligheid veroorzaken?

A

Door bloeddruk te beïnvloeden, zoals bij antihypertensiva. Komt soms voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het effect van hartritme- of geleidingsstoornissen op duizeligheid?

A

Onregelmatig hartritme kan duizeligheid veroorzaken. Zelden oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kan ernstige bloedverlies of anemie duizeligheid veroorzaken?

A

Ja, dit kan een licht gevoel in het hoofd geven. Zelden oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kunnen psychische stoornissen duizeligheid veroorzaken?

A

Ja, vooral bij somatisatie, depressie of angststoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe veroorzaakt een angststoornis duizeligheid?

A

Door hyperventilatie. Komt soms voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waarom is de lijst van de jong langer dan nhg

A

de jong is wetenschappelijk onderzoek dus hierin staan ook dingen die zelden voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar bevindt zich het vestibulaire systeem?

A

In het benige labyrint in het rotsbeen van het oor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke twee soorten vloeistof bevat het binnenoor?

A

Endolymfe (in het vliezige labyrint)

Perilymfe (tussen vliezig en benig labyrint)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het verschil in samenstelling tussen endolymfe en perilymfe?

A

Endolymfe: veel kalium, weinig natrium

Perilymfe: veel natrium, weinig kalium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat detecteert het sacculus en utriculus (statolietorgaan)?

A

Lineaire versnellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat detecteren de halfcirkelvormige kanalen (semicirculaire organen)?

A

Hoekversnellingen (rotaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar bevinden zich de stereocilia en wat is hun functie?
in de endolymfe, uitsteken in een gelatineuze massa; ze registreren versnelling en vertraging.
26
Wat is het kinocilium?
De langste trilhaar, bepaalt de richting van activatie van de haarcel.
27
Wat gebeurt er bij buiging richting het kinocilium?
Openen van ionkanalen → meer actiepotentialen
28
Wat gebeurt er bij buiging weg van het kinocilium?
Sluiten van ionkanalen → minder actiepotentialen
29
Wat zorgt voor de spontane vuurfrequentie in rust?
Myosinefilamenten die ionkanalen licht openhouden → ±100 actiepotentialen/sec
30
Wat betekent dat het haarcelreceptor een asymmetrische receptor is?
Grote versnellingen worden beter waargenomen dan kleine.
31
Welke twee structuren vormen de statolietorganen?
Utriculus en sacculus
32
In welk vlak werkt de utriculus voornamelijk?
Horizontaal
33
In welk vlak werkt de sacculus voornamelijk?
In welk vlak werkt de sacculus voornamelijk? Antwoord: Verticaal
34
Wat bevindt zich boven de haarcellen in de utriculus en sacculus?
Een gelatineuze massa met daarin statoconia (calciumcarbonaatkristallen)
35
Wat is het effect van beweging op de statoconia?
Ze bewegen trager dan het omliggende weefsel, wat leidt tot buiging van de stereocilia
36
Hoe werkt terugveren van statoconia na versnelling?
De buiging van de stereocilia verandert opnieuw, wat een tweede signaal veroorzaakt.
37
Welke drie halfcirkelvormige kanalen zijn er?
Horizontale, anterieure verticale, en posterieure verticale kanalen
38
Wat is de ampulla?
Een verwijding aan het begin van elk kanaal, bij de overgang naar de utriculus
39
Wat bevindt zich op de crista in de ampulla?
Wat bevindt zich op de crista in de ampulla? Antwoord: Haarcellen in een gelatineuze massa
40
Hoe heet de gelatineuze massa in de ampulla?
Capula
41
Wat is het verschil in polarisatie tussen capula en utriculus/sacculus?
In de capula is de polarisatierichting van haarcellen in elk kanaal gelijk, in tegenstelling tot utriculus en sacculus
42
Wat gebeurt er bij draaiing van het hoofd met de endolymfe?
De endolymfe blijft achter door massatraagheid en oefent kracht uit op de capula
43
Wat veroorzaakt buiging van de capula?
Verandering in vuurfrequentie van de n. vestibularis → detectie van draaiversnelling
44
Waarom wordt constante snelheid niet waargenomen?
Endolymfe beweegt uiteindelijk mee met het hoofd → geen buiging meer van de capula
45
Hoe wordt vertraging na beweging waargenomen?
Endolymfe blijft nog even in beweging → stereocilia buigen in tegengestelde richting → vertraging wordt gedetecteerd
46
Wat suggereert een aanval van enkele seconden?
BPPD (benigne paroxysmale positieduizeligheid)
47
welke vier aspecten zijn belangrijk bij het uitvragen van duizeligheid?
Aard Duur Invloeden Samenhang
48
Wat suggereert een aanval van 20 minuten tot 12 uur?
Ziekte van Ménière
49
Wat is typisch voor neuritis vestibularis qua duur?
Duurt enkele dagen tot weken
50
Welk symptoom is typerend voor de ziekte van Ménière?
Gehoorverlies
51
Wat kan neuritis vestibularis veroorzaken?
Virale infectie
52
Wat kan een CVA of TIA veroorzaken m.b.t. duizeligheid?
Acute draaiduizeligheid, vooral bij nieuwe hoofdpijn of visusklachten
53
Wat kan duizeligheid bij inspanning duiden?
Aortastenose of cardiomyopathie
54
Wat kan acute duizeligheid met eenzijdige doofheid betekenen?
Ictus in het binnenoor of ischemie van het evenwichtsorgaan
55
Wat kunnen oorzaken zijn van een licht gevoel in het hoofd?
Medicatie (bv. vasodilatatoren) Orthostatische hypotensie Vasovagale collaps Cardiovasculaire aandoeningen Angststoornissen
56
Wat kenmerkt orthostatische hypotensie?
Duizeligheid bij opstaan, vaak in de ochtend of na eten
57
Wat triggert vaak een vasovagale collaps?
Stress, warmte, honger, langdurig staan
58
Wat moet je uitvragen bij verdenking op cardiovasculaire oorzaak?
Ritme-/geleidingsstoornissen, voorgeschiedenis, familie-anamnese
59
Wat zijn bijkomende symptomen bij angststoornissen met duizeligheid?
Trillen, hartkloppingen, transpireren
60
Wat wijst op orthostatische hypotensie?
Daling van systolische bloeddruk met >20 mmHg of diastolische bloeddruk met >10 mmHg binnen 3-5 min na opstaan
61
Waarom wordt de pols gecontroleerd bij duizeligheid?
Ter uitsluiting van hartritmestoornissen
62
Wat kan een verlaagde pols of bloeddruk bij normale hartfunctie duiden?
Psychogene oorzaak of bijwerking van medicatie
63
Hoe test je BPPD (benigne paroxysmale positieduizeligheid)?
Met de kiepproef (Dix-Hallpike): patiënt wordt snel achterover gekiept met het hoofd gedraaid
64
Wat suggereert duizeligheid die optreedt bij de kiepproef?
BPPD
65
Waarom is gehoortest nuttig bij draaiduizeligheid?
Om onderscheid te maken tussen neuritis vestibularis (normaal gehoor) en ziekte van Ménière (met gehoorverlies)
66
Hoe wordt een TIA/CVA opgespoord bij duizeligheid?
Hoe wordt een TIA/CVA opgespoord bij duizeligheid? Antwoord: Timed Get-Up-and-Go-Test + neurologisch onderzoek
67
wanneer kan je neuritis vestibularis uitsluiten
Omdat er geen continue duizeligheid aanwezig is.
68
wanneer kan je ziekte van meniere uitsltuiten
Omdat er geen gehoorverlies of oorsuizen zijn.
69
wanneer kan je cva / tia uitsluiten
Omdat het neurologisch onderzoek geen afwijkingen laat zien.
70
wanneer kan jeorthostatische hypotensie uitsluiten
Omdat er geen daling van de bloeddruk is gemeten bij opstaan.
71
wanneer kan je psychogene duizeligheid uitsluiten
Omdat de klachten niet constant aanwezig zijn.
72
wanneer kan je een hartritme stoornis uitslutien
Omdat het hartritme regelmatig is.
73
Wat kan een patiënt met BPPD zelf doen om klachten te verhelpen?
Zelf de Epley-manoeuvre uitvoeren.