Wereldliteratuur + Bronvermelding & Parafraseren Flashcards
1
Q
Thema
A
Het thema, het centrale probleem of het onderwerp is de kortst mogelijke omschrijving van waar het verhaal over gaat. Je formuleert het steeds in een woord of een kernzin
2
Q
Motief
A
Een motief is de kleinste structurele eenheid in een tekst waaraan een betekenis kan worden toegekend. Het motief kan in combinatie met andere soortelijke eenheden het thema van de tekst.
3
Q
Epiek
A
- Alle verhalende literaire werken
- Fictie en non-fictie
- Roman, epos, legende, sprookje, …
4
Q
Lyriek
A
- Nadruk op ritme en klank van taal
- Voornamelijk poëtische genres
5
Q
Triviaalliteratuur
A
- Populaire teksten
- Bestemd voor massaconsumptie
- Biedt vooral ontspanning
=Pulp of Lectuur
6
Q
Kenmerken triviaalliteratuur
A
- Voorspelbaarheid van verhaal
- Weinig gecompliceerde vertelbouw
- Vereenvoudiging werkelijkheid
- Conservatieve benadering onderwerp
- Illusie
- Hoge oplopen en reeksen
7
Q
Triviale genres
A
- Western
- Horror
- Fantasy
- Misdaad literatuur
- Damesroman
- Avonturenroman
8
Q
Wereldliteratuur
A
- Literatuur van wereldklasse ° Selectie van literaire producten ° Van alle tijden en volkeren ° Gemeenschappelijk erfgoed - Behoort tot algemeen culturele achtergrond van een "beschaafd" mens - Grote werken en auteurs = Klassieke literatuur
9
Q
Canonisering
A
- Uitgevers wereld
- Literaire kritiek
- Onderwijssysteem
- Bibliotheken
- Schrijversorganisatie
10
Q
Dramatiek
A
Theater
11
Q
Adequaat
A
Op een gepaste manier
12
Q
Conventie
A
Ongeschreven afspraken
13
Q
Esthetisch
A
Schoonheidsverschijnsel
14
Q
Bestel
A
Organisatie
15
Q
Culminatiepunt
A
Toppunt