Bijzondere syntactische structuren + Taal, denken en cultuur Flashcards

1
Q

Staande uitdrukking

A

Vaste uitdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eigen fabricaat

A

Zelfgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Importwoord

A

Een leenwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Purist

A

Iemand die geen leenwoorden tolereer

Zuiveraar van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Idioom

A

Eigenaardigheid van een taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lacune

A

Leegte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kneuterigheid

A

Gezelligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schertsend

A

Spottend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geringschattend

A

Minachtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Sapir-Whorf-hypothese

A

De Sapir-Whorf-hypothese houd in dat de cultuur van een taalgemeenschap de taal bepaalt en andersom. De taal beïnvloedt het wereldbeeld van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Duchtig

A

Grondig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De gemoederen

A

Emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Befaamd

A

Gekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dierbaar

A

Iets waar men waarde aan hecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De notie

A

De kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Linguïst

A

De taalkundige

17
Q

Clandestien

A

Illegaal

18
Q

De leek

A

Iemand die geen weet heeft van zaken over een bepaald onderwerp

19
Q

Het gesteggel

A

Ruzie

20
Q

De samentrekking

A

Om storende herhalingen te vermijden, kunnen we de gemeenschappelijke delen van nevengeschikte zinnen slechts één keer noemen. Dit verschijnsel noemen we samentrekking. Identieke woorden of woorddelen hoeven niet herhaald te worden, waardoor de formulering beknopter wordt.

21
Q

Beknopte bijzin

A

Een bijwoordelijke bijzin die geen onderwerp en geen persoonsvorm heeft, is een beknopte bijzin. Een beknopte bijzin begint vaak met een onderschikkend voegwoord. Van een beknopte bijzin kunnen we meestal een echte bijzin maken.

22
Q

De ellips

A

Een ellips is een zin waarin het onderwerp, de persoonsvorm of beide ontbreken. De ontbrekende woorden kunnen er vanuit de context makkelijk bij gedacht worden.

23
Q

Werkwoordelijke eindgroep

A

Op het einde van de zin krijg je een reeks werkwoordelijke elementen. Dit noemen we de werkwoordelijke eindgroep. Die kan bestaan uit een pv., en voltooid deelwoord en/of één of meer infinitieven.